Concurrentie houdt organisatie scherp

De universitaire timmerman, de universitaireloodgieter en de universitaire schilder. Wie kent ze niet, demannen van de TeeDee zoals de technische dienst in de volksmondwordt genoemd. Maar de TD doet meer. Een gesprek daarover met JanLubbers, hoofd van de TD en ketelhuis-machinist Henk Bloem.

De totale waarde van alle gebouwen en installaties van de UUschat Lubbers op twee miljard gulden. Eén procent van datbedrag, nog altijd zo'n twintig miljoen, gaat jaarlijks naar hetonderhoud. Tot 1989 werd dit budget centraal beheert. De risico'svoor overschrijdingen waren voor rekening van de opdrachtgever. Indie tijd waren de dienstverleners binnen de universiteit vrij loggeinstellingen. Klantgericht of klantvriendelijk werken was er veelalniet bij. Lubbers: "Met als gevolg dat we wel eens bot overkwamenbij de gebruikers van de gebouwen."

Tien jaar later is het woord gebruikers overgegaan in klanten enwerkt de TD met onderhoudscontracten. Nog steeds is voor hetonderhoudsbedrag hetzelfde procentje beschikbaar. Maar detechnische dienst moet het nu verantwoorden. Het college vanbestuur, met 60 procent van de omzet de grootste opdrachtgever, kanbeslissen het onderhoud uit te besteden. "Dat hangt als een zwaardboven ons hoofd", erkent Lubbers. "Maar dat vind ik niet erg. Hethoudt ons scherp."

"Als de dienst de afgelopen jaren niet de omslag had weten temaken naar een klantgerichte organisatie met marktconforme prijzen,was de afdeling geheid failliet gegaan", denkt Lubbers.

De TD heeft vooral te maken met het servicecentrum Huisvesting.Begrotingen worden nooit zomaar goedgekeurd en er wordt soms hardonderhandeld. Lubbers: "Die jongens van Huisvesting willen dondersgoed weten waar we het geld voor willen gebruiken. Ze huren ookexterne bouwexperts in die steekproeven komen nemen. Doet de TD welwat ze beloofd? Doe ik echt niet moeilijk over. Het hoort gewoonbij het spel. Bovendien sta ik natuurlijk ook wel in voor dekwaliteit van ons werk."

"Om goed werk te kunnen leveren, moet je de samenwerkingzoeken", vindt Lubbers. Hij geeft het Educatorium als voorbeeld vaneen in veel opzichtenbijzonder gebouw. Huisvesting vraagt al in deplanfase van de bouw advies. Lubbers: "Daarna loopt onze sectorchefhet laatste half jaar van de bouw geregeld binnen. Zo heeft zo'neigenzinnig gebouw na de oplevering voor ons geen geheimenmeer."

Een ander grote bouwer op de Uithof is de Hogeschool vanUtrecht. Een gemakkelijke prooi voor veel universitairedienstverleners, dachten een aantal collega's van Lubbers. Maar datblijkt een misvatting. Lubbers: "Opdrachten worden met concurrentiebinnengehaald. Voor beide partijen moet het zakelijk voordeelopleveren."

De technische dienst heeft zeventig mensen in dienst. Gemiddeldveertig vakkrachten huurt de dienst in. Volgens Lubbers eenperfecte verhouding om pieken en dalen op te vangen. Een lastigpunt is de vergrijzing binnen het personeel. Veel mensen kwamen inde jaren zeventig en werken er nog steeds. De laatste paar jaarzijn acht jonge schoolverlaters binnengehaald via een eigenbedrijfsschooltje. Door extra studiemogelijkheden en intensievepraktijkbegeleiding te bieden probeert de TD er echte technischeduizendpoten van te maken. "Dat vinden die jongens vaak leuk aanhet werk op de universiteit. Bovendien zijn er volop mogelijkhedenom door te groeien nu er de komende tijd veel ouderen vertrekken",vertelt Lubbers.

Calorem et vim

Henk Bloem, is zo'n voorbeeld van een blijvertje en alsmachinist al 24 jaar in vaste dienst bij de TD. Samen met eencollega is hij verantwoordelijk voor het onderhoud van deenergiecentrales van de universiteit. Op het buitenterrein van defaculteit Diergeneeskunde staat een omgekeerde trechter in hetweiland. De schapen grazen er rustig omheen. Eenmaal binnen in hetketelhuis is het met de rust gedaan. De grote gasmotoren maken eenhels kabaal. Bloem zit in een geïsoleerd hokje tussen demeterkasten en de schakelpanelen. Toch moet je hard praten omelkaar te kunnen verstaan. Het ketelhuis staat er al 32 jaar envoorziet een deel van de universiteit van warm water.

Een onbekende taak van de sector Energie is de levering vanelektriciteit. "Behalve de ketels heeft de universiteit ook grotegasmotoren. Die wekken jaarlijks 41 miljoen kilowatt-uurelektrische energie op. Dat is meer dan de helft van hetstroomverbruik van de universiteit", vertelt Bloem trots. Waaromneemt de universiteit zijn hele stroombehoefte niet gewoon bij hetREMU af? "Zelf opwekken is stukken goedkoper" stelt Bloem.Zekertoen tien jaar geleden de universiteit eenwarmte-krachtkoppeling invoerde. In die tijd een unicum. "Motorenlaten draaien om elektriciteit op te wekken is stap één.Maar ook een hoog rendement halen is stap twee. Bij de verbrandingvan het gas ontstaat warmte. Die kun je bijvoorbeeld gebruiken omhet water van de CV te verwarmen. Geen probleem in de winter. Maarzomers raak je die warmte niet allemaal kwijt." De lucht inblazenis zonde en daarom zocht de TD naar een slimmere oplossing.

Warmteopslag in de bodem blijkt het ei van Columbus. Op 260meter diepte onder de parkeerplaats van het Bestuursgebouw zit eenwater-absorberende grondlaag (aquifer) die door ondoordringbarekleilagen is afgesloten. Een paar honderd meter verderop staat eenkoudwaterpomp. Die pompt `s zomers koud water naar boven en stuurtdie naar een warmtewisselaar. Daar komt de verbrandingswarmte samenmet het koude water. Vervolgens injecteer je dat hete water met eentemperatuur van 80 graden Celsius in de aquifer. Zomaar voor `niks'een warmwatervooraad van ongeveer 100.000 kubieke meter in debodem. In de winter draai je het systeem om. Tot op heden voldoetde warmteopslag grotendeels aan de verwachtingen", vertelt Bloem.Hij wijst naar een verschoten bordje met de tekst Calorem et vim.Warmte en kracht in het Latijn. Bloem: "Ook in een ketelhuis moetje beseffen dat je op de universiteit werkt."

RdB