'Een oude koe uit een heel diepe sloot'

De moeizame discussie over racisme in het onderwijs

We schrijven december 2002. In het laatste uur van een collegereeks over evolutionaire psychologie, laat docent Kalma op de valreep een pagina zien uit een boekje van een zekere J. Philippe Rushton. De pagina, die ook in het collegedictaat staat afgedrukt, bevat een schema met een lijst verschillen tussen zwarten, blanken en Aziaten. Uit de lijst blijkt onder meer dat zwarten gemiddeld de kleinste schedelinhoud, de laagste IQ-test scores, de meest vrije moraal, de hoogste sociabiliteit en de kortste levensduur van de drie rassen hebben. In de zaal ontstaat geroezemoes, maar vanwege het late uur is er nog maar weinig tijd voor discussie. De meeste studenten gaan snel weer over tot de orde van de dag, maar Inge Versteegt is geschokt en vraagt Kalma per mail om tekst en uitleg. Als op dat verzoek voor haar gevoel geen bevredigende reactie komt, dient zij een klacht in. Geleidelijk escaleert de zaak, zodanig zelfs dat tot in Groningen pamfletten opduiken tegen Rushton en de Utrechtse faculteit Sociale Wetenschappen.

Demonstraties

In Nederland is de naam Rushton vrijwel onbekend, maar in de Verenigde Staten en Canada ligt dat anders. Op de universiteit van Western Ontario, waaraan hij als docent is verbonden, leidden zijn theorieën over de intellectuele superioriteit van Aziaten (mongoloïden) en blanken en het lage IQ van zwarten ruim tien jaar geleden tot heftige commotie. Studenten demonstreerden, collega’s protesteerden en de universiteitsleiding schorste de omstreden docent zelfs enige tijd. De kritiek werd mede ingegeven door het feit dat hij al langere tijd nauwe banden onderhoudt met het in 1937 opgerichte Pioneer Fund. Dat fonds, dat zichzelf neutraal omschrijft als organisatie voor wetenschappelijk onderzoek naar erfelijkheid en verschillen tussen mensen, wordt door critici beschuldigd van een verborgen racistische agenda.

De door het blad Rolling Stone tot ‘professor of hate’ bestempelde Canadees laat zich echter niet gemakkelijk ontmoedigen. Al sinds jaar en dag wijst hij alle beschuldigingen van racisme van de hand en beroept hij zich op de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek. In 1995 zorgde hij opnieuw voor ophef, nu met het boek ‘Ras, Evolutie en Gedrag’, waarin hij zijn omstreden vergelijking tussen zwarten, blanken en Aziaten nader uitwerkte. In 2001 verscheen dit omstreden werk in een verkorte uitgave, die in grote hoeveelheden aan studenten aan Amerikaanse universiteiten werd toegestuurd, en inmiddels in zeven talen, waaronder het Nederlands en het Chinees, op Internet is te vinden.

Schedelomvang

Kern van de opvatting van Rushton is dat de verschillen tussen vertegenwoordigers van het mongoloïde, het blanke en het zwarte ras voor een belangrijk deel biologisch van aard zijn. Niet alleen oppervlakkige lichamelijke verschillen, maar ook verschillen in gedrag en intelligentie worden volgens hem door de genen bepaald. Wie tegenwerpt dat het begrip ras een sociale constructie is en dat veel gedragsverschillen afdoende verklaard kunnen worden uit omgevingsfactoren, wordt door Rushton getrakteerd op een stortvloed aan statistieken over zulke uiteenlopende zaken als schedelomvang, het geboortegewicht van baby’s, het aantal malen seks met de partner en het IQ. Opvallend is dat uit alle door hem gepresenteerde data hetzelfde ijzeren patroon valt af te leiden: lichamelijk hebben zwarten een voorsprong, ze lopen harder en zijn ook seksueel actiever dan vertegenwoordigers van de andere twee rassen, verstandelijk en qua gedrag daarentegen leggen zij het af tegen blanken, die op hun beurt weer onderdoen voor Aziaten. Zwarten zijn gemiddeld niet alleen minder intelligent en minder zorgzaam, maar ook agressiever en misdadiger dan de twee andere rassen. Om zijn opvattingen kracht bij te zetten, wijst hij onder meer op het hoge percentage HIV-geïnfecteerde zwarten wereldwijd en op de opmerkelijk hoge misdaadcijfers in landen met een overwegend zwarte bevolking.

De verklaring voor de biologische verschillen tussen de rassen zoekt Rushton in Afrika, waar de voorouders van de latere blanken en Aziaten zo’n 200.000 jaar geleden wegtrokken op zoek naar nieuwe, noordelijker gelegen woongebieden. Om te overleven in de relatief barre omstandigheden die daar heersten, bleek niet alleen een lichtere huidskleur een voordeel, maar ook een grotere intelligentie en een kleinere familie, waarvoor minder voedsel hoefde te worden verzameld. De natuurlijke selectie zorgde er dan ook voor dat niet alleen de gemiddelde intelligentie onder de emigranten, maar ook hun seksuele zelfbeheersing geleidelijk toenam ten opzichte van die van de achterblijvers. Dat Aziaten op deze punten weer superieur zijn aan blanken, is in dit licht niet verwonderlijk. Waar de toekomstige blanken 40.000 jaar geleden stopten in gebieden met een gematigd klimaat, trokken de aanstaande Aziaten verder noordwaarts, om zich via Mongolië over het oosten van Azië te verspreiden. Logisch dus dat hun intelligentie en seksuele zelfbeheersing zich in de barre Siberische steppen tot ongekende hoogte kon ontwikkelen.

Buikhuizen

Het spreekt voor zich dat een wetenschapper zich met dit soort opvattingen niet populair maakt, maar dat zegt natuurlijk niets over de waarde van zijn bevindingen. De grote vraag is dan ook hoe Rushton gewaarderd moet worden. Is hij een racist, die onder het mom van wetenschappelijke objectiviteit maatschappelijke ongelijkheid nastreeft? Of is hij een serieus maar miskend wetenschapper die de moed heeft omstreden waarheden over een uiterst gevoelig onderwerp uit de taboesfeer te halen, net als de Leidse socioloog Buikhuizen die in de jaren tachtig agressie opriep met zijn inmiddels algemeen geaccepteerde stelling dat misdadig gedrag soms ook biologische oorzaken heeft.

In Elsevier koos wetenschapsredacteur Simon Rozendaal in november 2003 voor die laatste positie. Onder de kop ‘Het laatste taboe’ wierp hij zich op als pleitbezorger voor serieuze aandacht voor de feiten die door Rushton worden aangedragen. Dat diens opvattingen vrijwel nergens worden gedoceerd, is volgens Rozendaal niet te wijten aan de geringe wetenschappelijke waarde ervan, maar aan angst van zijn medestanders voor de reactie van linkse opponenten.

Dat Rushton als wetenschapper wel degelijk serieus wordt genomen, blijkt onder meer uit het grote aantal publicaties van zijn hand in vooraanstaande tijdschriften. De Groningse emeritus-hoogleraar Hofstee, die deze zomer als getuige-deskundige optrad in het conflict tussen Inge Versteegt en de faculteit Sociale Wetenschappen, betoont zich dan ook niet onwelwillend over de opvattingen van zijn Canadese collega. Hij stelt dat hij geen kenner van diens werk is, "maar naar mijn betrekkelijk oppervlakkig oordeel zijn Rushton’s ideeën niet dusdanig onzinnig dat ze buiten de wetenschap zouden moeten worden geplaatst.’

“Een oude koe uit een heel diepe sloot”, is het minder positieve oordeel van de Utrechtse cultureel-antropoloog dr. W. van Beek. “Vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw proberen wetenschappers van rechtse signatuur al aan te tonen dat culturele verschillen tussen bevolkingsgroepen, met name verschillen in IQ, biologisch gefundeerd zijn. Dat is ze nog nooit gelukt om de simpele reden dat er geen IQ-test bestaat die niet cultuurgebonden is. Al hun resultaten zijn al eens weerlegd, maar ja, je kunt weerleggen wat je wilt, er komt telkens weer iemand langs met nieuwe data. Wij worden er eerlijk gezegd een beetje moe van.”

Ook in de Verenigde Staten en Canada bestaat skepsis over de leer van Rushton en van wetenschappers zoals Charles Murray, die in zijn geruchtmakende boek "The Bell Curve" in 1994 ook een verband legde tussen IQ en ras. Naar aanleiding van dat boek publiceerde de American Psychological Association in 1997 een rapport, dat in Utrecht in de reader van het vak interculturele psychologie werd opgenomen. In dat rapport staat met zoveel woorden dat er niets bekend is over dit verband, omdat je voor een wetenschappelijk bewijs mensen met ‘zwarte’ genen in dezelfde omgeving zou moeten laten opgroeien als mensen met ‘blanke’ genen, hetgeen om veel redenen onmogelijk is (alleen al hun huidskleur zorgt voor een andere omgeving).

“De boekjes van Rushton die onze studenten toegestuurd hebben gekregen? Die zijn allemaal verdwenen”, aldus een cynische psycholoog Snow van Penn State University. “Op één na. Die gebruiken ze op de vijfde verdieping om de deur open te houden.” Meer inhoudelijk is de kritiek van de Canadees Douglas Wahlsten, die zowel van de meetgegevens van Rushton als van diens conclusies weinig heel laat. Een statistiek waarin de schedelomvang van vijf in 1865 in de Amerikaanse Burgeroorlog gedode zwarte soldaten op één hoop wordt gegooid met die van 300 overleden Kenianen uit 1934 kan moeilijk serieus genomen worden, stelt de methodoloog van de universiteit van Alberta. Hij heeft ook ernstige kritiek op de door Rushton bedreven statistiek. Zijn aanpak lijkt meer op die van een politicus of een godsdienstfanaticus dan van een wetenschapper, aldus Wahlsten. Zijn advies: besteed geen aandacht aan dit voorbeeld van ‘bad biology and shoddy statistical methodology’.

Bevlogen docent (streamer) Beter en slechter bestaan niet binnen de evolutieleer, was zijn standpunt.”

Tegen deze achtergrond hoeft het geen verbazing te wekken als studenten bezwaar maken tegen een al te kritiekloos college over de opvattingen van Rushton. Zo’n student is Inge Versteegt. Maar wie denkt dat haar mening door haar mede-studenten gedeeld wordt, vergist zich. Geen van de evaluatieformulieren over het college - ook dat van Versteegt trouwens niet - maakte indertijd melding van racisme en drie studenten die een jaar na dato bij elkaar komen in café Le Journal tonen zich dan ook hogelijk verbaasd over alle commotie “Ik was behoorlijk pissig toen ik dat stuk in het Utrechts Nieuwsblad las”, zegt student Bart Wagenaar. “Vooral het feit dat Akko Kalma werd neergezet als iemand die racisme propageerde, stuit mij tegen de borst, want dat is echt niet waar.” Rogier Koele: “Integendeel zou ik zeggen. Akko heeft ons juist altijd uitgedaagd om alles wat hij naar voren bracht kritisch te bekijken. Ook tijdens dat laatste college heeft hij dat weer benadrukt.” Van de drie aanwezige studenten heeft Jasper van Hemert de meeste twijfel. “Ja oké, er was inderdaad ruimte voor discussie, maar ook weer niet heel erg veel, want we moesten verder met de les. En bovendien heb ik later begrepen dat er het nodige is aan te merken op de onderzoeksresultaten die Akko ons heeft gepresenteerd. Dat vind ik wel een probleem. Het is natuurlijk mooi om studenten te vragen kritiek te leveren, maar dan moet je ze wel de benodigde achtergrondinformatie geven.” Maar Bart is het niet met Jasper eens: “Akko heeft van meet af aan gezegd dat hij ons theorieën voorlegde en niet meer dan dat. Hij heeft nooit gezegd dat dit de waarheid was. En trouwens, is het een probleem als psychische eigenschappen overerfbaar blijken te zijn en als er een verschil in IQ is tussen verschillende rassen? Dat wordt pas een probleem als je er een waardeoordeel aan hangt, maar dat heeft Akko nooit gedaan. Daar heeft hij juist altijd voor gewaarschuwd. Beter en slechter bestaan niet binnen de evolutieleer, was zijn standpunt.”

Geert Goltstein, student en al enkele jaren nauw betrokken bij de colleges van Kalma, is het met Bart Wagenaar eens. “Het probleem met een vak als evolutionaire psychologie is dat je er heel gemakkelijk racisme en ook seksisme uit kunt halen, als je kwaad wilt denken. Maar ik ken Akko nu een jaar of vijf en ik weet zeker dat hij geen racist is. Ik was wel verbaasd toen hij opeens met dat schema van Rushton op de proppen kwam. Mijn eerste reactie was: 'Er staat helemaal niets bij over standaarddeviaties. Dat kan toch niet als je wetenschappelijke data presenteert?'”

Over één zaak zijn alle studenten het roerend eens. Akko Kalma was een fantastische docent die bevlogen met zijn vak bezig was. Jammer dat hij in dat laatste college te ver ging, vindt Versteegt. Ver, maar niet te ver vinden de anderen. Rogier Koele: “Akko behandelde soms behoorlijk provocerende theorieën, onder meer over de verschillen in seksuele strategieën die mannen en vrouwen in de loop van de eeuwen hebben ontwikkeld. Daar werd in een groep met jongens en meisjes uiteraard fel op gereageerd, maar altijd in een goede sfeer. Op dezelfde manier maakte hij duidelijk dat er verschil zou kunnen bestaan tussen de rassen.” Bart: “Maar dat betekent niet dat hij racisme voorstaat. Wie alle negen colleges heeft gevolgd, kan dat onmogelijk volhouden.”

Ook Inge Versteegt is vol lof over de kwaliteiten van Kalma als docent. (“Hij hoort bij de vijf beste docenten die ik in Utrecht gehad heb.”) Maar zij blijft bij haar mening dat zijn onkritische presentatie van de omstreden ideeën

van Rushton niet past in een college voor studenten, omdat die de theorie op zo'n manier onmogelijk goed op hun merites kunnen beoordelen. Dat is de inzet van de discussie die de gemoederen in Utrecht voorlopig nog wel even bezig zal blijven houden.

Docent Akko Kalma, die onbewust de aanzet gaf tot alle commotie, is niet voor commentaar beschikbaar. Kort na de omstreden collegereeks ging hij met pensioen en inmiddels bevindt hij zich in een boot op het zuidelijk halfrond, waar hij dezelfde reis maakt die Charles Darwin in de negentiende eeuw op het spoor van de evolutietheorie zette. Prof.dr. M. van Son, directeur van de opleiding psychologie, wil niet op de zaak ingaan, zolang die nog wordt behandeld door het college van bestuur.