Filosofie onder de eigen pretentie laten bezwijken

Heden ten dage wordt de filosofie niet langer gezienals de moeder van alle wetenschappen, stelde de schrijver GeertenMeijsing twee jaar geleden tijdens zijn lezing in het kader van hetStudium Generale-programma 'Denkende Schrijvers'. Ook in hetvervolg op dit programma, dat onder de titel 'Schrijvende Denkers'dit najaar wordt georganiseerd, zal Meijsing een lezing houden.Daarin werkt hij de bovenstaande stelling verder uit. "DeAmerikaanse filosoof Rorty zegt dat filosofie niet meer is dan eenliterair genre, en daar ben ik het helemaal mee eens."

Bestaat er in dit postmoderne tijdsgewricht nog onderscheidtussen literatuur en filosofie? "Suggestie, fictie en argumentenlijken steeds meer hand in hand te gaan", stelt de inleiding van'Schrijvende Denkers'. 'De ongeschreven leer' van Geerten Meijsingis een schoolvoorbeeld van de vervaging van de scheidslijn dieAristoteles trok tussen poëtica en retorica. 'Roman' staat erop de kaft, maar als je het boek openslaat lijkt het meer op eenfilosofisch vertoog, compleet met appendices en een notenapparaatdat de hoofdtekst soms helemaal wegdrukt. Filosofische fictie,noemt Meijsing het zelf, en ook wel een filosofische farce. "Eenfarce in de zin dat het de draak steekt met bepaalde praktijken vanfilosofen", zegt hij peinzend. "Het is een aanval op de filosofie,dat het nergens over gaat." Hij bedenkt zich. "Nee, dat is te kortgezegd, dan heb ik het niet bij het juiste eind."

Het is ook niet eenvoudig om het boek dat exact 144.000 woordenen 499 noten bevat en 499 bladzijden beslaat in een aantal woordensamen te vatten. Het boek behandelt de ongeschreven leer van Plato,de agrapha dogmatica. De echte leer van Plato zou niet in zijnovergeleverde dialogen te vinden zijn. Die zijn te literair, teweinig systematisch. Nee, de echte leer van Plato is letterlijkongeschreven en moet dat ook blijven, want hij is alleen bedoeldvoor ingewijden.

In zijn roman brengt Meijsing dit gegeven tot leven door eengeheimzinnige vereniging te laten jagen op iedereen die deongeschreven leer onder woorden probeert te brengen. Vele geleerdendie zich in de materie hebben vastgebeten zijn algeëlimineerd. "De ongeschreven leer is uiteindelijk te banaalvoor woorden", zegt Meijsing. "Het goede is één, ofzoiets. Verderniets. Ik bedoel er is niets over te zeggen."

"De schrijver heeft het gemakkelijker", vervolgt hij, "want diemaakt zijn eigen wereld en is tevreden, voorlopig, bij elk boek,als die wereld af is. Iets dat klaar is, maar de echte wereld isnatuurlijk nooit klaar, en de filosoof heeft de pretentie om daarbuiten te treden en dan iets over die wereld te zeggen. Dat is duseen beetje een onmogelijke pretentie." Wat hij doet in 'Deongeschreven leer', stelt hij, is de gewichtigheid onder de eigenpretentie laten bezwijken.

Dandy

Meijsing oreert. Soms bedachtzaam, dan weer geanimeerd, verhaalthij, gezeten op een stijlvolle leunstoel voor een muur van boeken,over wijsgerige theorieën en stromingen, over zijn grotevoorbeelden, zijn boeken en over de projecten waaraan hij op ditmoment werkt. Hij voldoet aan het beeld dat de media van hemschetst als de ietwat arrogante dandy, de erudiet, de miskende,romantische kunstenaar.

Soms verblijft hij "met tegenzin" op zijn etage in deAmsterdamse rivierenbuurt, maar het grootste deel van het jaar ishij woonachtig nabij Lucca in Italië. Ver weg van het gekonkelvan de hoofdstedelijke literaire incrowd dat hij zo treffendtypeerde in zijn sleutelroman 'De grachtengordel' die hem bepaaldniet populair maakte bij collega-schrijvers en critici. In dezeroman laat hij zijn alter ego Erik Provenier vanuit Italiëterugkeren naar de Nederlandse stad A*. Provenier kan zijn hoofdnauwelijks boven water houden en voelt zich gedwongen om zijnivoren toren te verlaten en af te dalen tot de onderste trede vanhet schrijversvak: de broodschrijver.

Dit is, blijkens een in 1993 gepubliceerde briefwisseling metKester Freriks, niet ver bezijden de waarheid. Na een in dekritieken goed ontvangen maar matig verkopende trilogiegepubliceerd te hebben onder het pseudoniem Joyce & Co,probeert Meijsing onder zijn eigen naam zijn'verkoopbaarheidsstatus' te verbeteren. Dit resulteert onder meerin 'Veranderlijk en wisselvallig' waarmee hij prompt de AKO-prijsin de wacht sleept. Maar zijn idealen zet hij niet overboord. Deverkoopbaardere romans zijn slechts middelen om het hoogste doel tebereiken: de voltooiing van zijn magnus opus over Plato waaraan hijal vanaf 1965 heeft gewerkt.

Huis-tuin-en-keuken

Het leverde hem echter niet de waardering waarop hij gehoopthad. De kritieken waren slecht. Meijsing haalt zijn schouders op."Of een boek direct in de smaak valt is een kwestie van toeval, datis een loterij", zegt hij. "'De ongeschreven leer' zal zijn wegvinden, op eengegeven moment, in het buitenland. Het is zógoed, dat moet zijn plaats vinden." Momenteel wordt het boek in hetGrieks vertaald, maar het moet met name in het Duits en hetItaliaans vertaald worden, meent hij, want hij is ervan overtuigddat daar een groter publiek voor zijn roman bestaat. "De kwestie isin die landen ook veel bekender. In Italië lees je ookkrantenartikelen over de ongeschreven leer. Als mensen weten waarhet over gaat is de belangstelling groter. Daar hebben ze niet datCalvinistische dat ze in Nederland hebben."

"Mensen zijn hier minder ontvankelijk voor dingen die uit detoon vallen", zegt hij twijfelend. "Doe maar gewoon, dat soortdingen. Onze romantraditie is ook een beetje huis-tuin-en-keuken.Neem nu het beroemdste boek van na de oorlog, 'De avonden'. Het isgrappig, maar het heeft een verschrikkelijke thematiek. Het is, zegmaar, een binnenhuisboek."

Meijsing raakt op dreef. Met enig dédain constateert hijdat de meeste 'gewone' schrijvers helemaal geen onderwerp hebben omover te praten. "Ik sta altijd versteld van het dilettantisme vanromanschrijvers." Alleen Nanne Tepper kan zijn goedkeuringwegdragen. Verder heeft hij niet zoveel op met de Nederlandseliteratuur, te klein, te makkelijk. Ik houd meer van grotedingen."

Ook het studium generale-programma 'Denkende Schrijvers' moethet ontgelden. De presentatie van de gebundelde lezingen werdopgeluisterd met een forumdiscussie, vertelt hij. "Die was echtbedroevend. Ik ben dat café uitgelopen en ben buiten op hetterras gaan zitten." Hij haalt de bundel uit de kast en bladert ereen beetje in. "Het stukje van Kees het Hart vond ik wel aardig",zegt hij. "De rest vond ik niets."

Als hem gevraagd wordt wat hij van het huidige programmaverwacht, wordt hij opeens milder. Hij mompelt iets over"interessante mensen" en het onderwerp dat hem aanspreekt. Plotszit daar weer die andere man, eind veertig met vriendelijke ogen.Die bedaarde, wat teruggetrokken man die tijdens het stoppen vanzijn pijp vertelt over zijn interesse voor negentiende eeuwseDuitse filologen. De man die je verwacht na lezing van zijn laatsteroman 'Tussen mes en keel', waarin hij openhartig lijkt tevertellen over zijn depressie. Een scepticus die zijn eigenwereldjes creëert zonder de pretentie van waarheid. Eenglimlacht tekent zich af op zijn gezicht. "Het is natuurlijk debedoeling mensen zo te overtuigen dat ze denken dat het waar is.Als je de mensen zo ver krijgt dan ben je dus een..." Hij breektzijn zin af. Herneemt: "Dan is het je gelukt."

Raymond van de Wiel

'Schrijvende Denkers', iedere maandagavond vanaf28 september om 20.00 uur in het Academiegebouw. Geerten Meijsingzal spreken op 5oktober.