Hulp voor Landbouwhuisdieren

De problemen bij Landbouwhuisdieren, dat onder meer is belastmet de opleiding van veeartsen, kwamen begin dit jaar aan het lichtbij het opstellen van de eerste eigen begroting na de jongstereorganisatie. In het kader van die reorganisatie werd een nieuweop diersoorten gerichte facultaire indeling gemaakt. Naast de allanger bestaande hoofdafdeling Gezelschapsdieren (vooral honden enkatten), werden nu ook de paarden in een aparte hoofdafdelingondergebracht. De resterende boerderijdieren kwamen terecht in denieuwe hoofdafdeling Landbouwhuisdieren.

Bij de opstelling van de begroting voor het jaar 2000constateerde manager Bedrijfsvoering D. van de Geer van dieafdeling dat er sprake was van een fors tekort. Volgens Van de Geeris dat deels te wijten aan de gestage teruggang van landbouwgrondenin de Utrechtse regio en daarmee van het aantal behandeldepatiënten. Bovendien neemt bij boeren, in tegenstelling toteigenaren van honden en katten en van paardenbezitters, debereidheid om hun dieren in Utrecht een dure behandeling te latenondergaan, steeds verder af.

Verder wijst Van de Geer erop dat pas n' de reorganisatieduidelijk werd dat het aan Landbouwhuisdieren toegewezen klinischchemische laboratorium fors in de rode cijfers bleek te zitten."Dat was in de oude situatie waarschijnlijk ook al zo, maar is toennooit opgevallen omdat de afdelingen waaronder het lab viel, dattekort gezamenlijk opvingen."

Het bestuur van Diergeneeskunde heeft nu besloten de afdeling ineerste instantie eenmalig te helpen met een door de anderevakgroepen op te brengen bedrag van 263.000 gulden. Voordat deafdeling aanspraak kan maken op een eventuele meer structureleophoging van het budget, wil het faculteitsbestuur echter eerst eenanalyse maken van de oorzaak van de problemen.

EH