Milieukunde kijkt over meerdere schuttingen heen

'Integratie' is het sleutelwoord. Milieukunde is eeninterdisciplinaire studie, met elementen uit ecologie, scheikunde,hydrologie, planologie, bodemkunde, bestuurskunde en dergelijke."Je kunt in Utrecht een specialistische milieukundevariant volgenbij een ander vak, bijvoorbeeld als milieubioloog. Of je volgt een'generalistische' opleiding bij de studierichting Milieukunde. "Endaarbij gaat het om de integratie, om interdisciplinariteit",vertelt prof.dr Peter de Ruiter.

Die studierichting kent ook weer twee varianten: eennatuurwetenschappelijke én een meer op maatschappij en beleidgerichte. De Ruiter is als deeltijd-hoogleraar aangesteld voor denatuurwetenschappelijke route. Zijn collega prof.dr P. Glasbergentekent voor de maatschappijwetenschappelijke variant. Voorts zijner nog twee bijzonder hoogleraren, aangesteld vanwege hetUniversiteitsfonds: Klaas van Egmond, die tevens werkzaam bij hetRIVM en Gerrit Vonkeman - die nog directeur is van het Instituutvoor Europees Milieubeleid in Brussel.

Enige tijd geleden was rond het Milieukunde-onderwijs in Utrechteen nogal onduidelijk situatie ontstaan. Enerzijds had je binnenallerlei faculteiten en vakgroepen milieu-varianten - zoalsMilieubiologie bij Biologie. Anderzijds werden er binnen de'bovenbouw'-studierichting Milieukunde óókmilieu-specialisten afgeleverd met een sterke, bijvoorbeeldbiologische inslag, omdat ze de eerste twee jaar van hun studieBiologie hadden gedaan. De vraag was dus: wat is dan nog hetonderscheid?

Een commissie onder leiding van prof.ir Klaas Van Egmond moestaan die onduidelijke profilering een einde maken. Dat deed decommissie níet door alles op één hoop te vegen, maarwél door de studierichting Milieukunde een duidelijker gezichtte geven. "De mogelijkheid blijft dat een faculteit als Biologiebiologen aflevert met een milieukundige

specialisatie, en dat is prima. Maar zij blijven bioloog,geen

milieukundige. Voor een milieukundige heb je eeninterdisciplinaire opleiding nodig", vertelt De Ruiter. "En in dieaanpak is de Utrechtse opleiding, samen met de Nijmeegse, uniekvoor Nederland."

Arbeidsmarkt

"Het bestaansrecht voor een opleiding Milieukunde ligtnatuurlijk vooral in de situatie op de arbeidsmarkt. Uit dearbeidsmarkt-analyses die de studierichting heeft verricht, komteen beeld naar voren dat er naast milieuspecialisten (eenmilieubioloog bijvoorbeeld) óók behoefte is aaninterdisciplinaire milieukundigen.Mensen dus die de integratieslagtussen allerlei milieu-relevante disciplines kunnen maken.Bijvoorbeeld bij een vraagstuk als bodemverontreiniging.

"Zo'n vraagstuk roept allerlei vragen op", aldus De Ruiter "Watis de aard van de verontreiniging, wat is de beoogde bestemming vande verontreinigde grond, is die bestemming nog aan te passen, is deverontreiniging toelaatbaar voor bijvoorbeeld woningbouw en zoniet, wél nog voor de aanleg van een park? Voor een'integrale' analyse van een dergelijk vraagstuk heb je een breedopgeleide milieukundige nodig. Daar komt nog bij dat dergelijkecomplexe vraagstukken door de decentralisatie van het milieubeleidbij gemeentes zijn terecht gekomen, die niet zo royaal over geldbeschikken dat ze én een chemicus én een planoloogén een hydroloog én een systeemanalist in dienst kunnennemen."

Het resultaat van de werkzaamheden van de commissie Van Egmondis dus dat er binnen verschillende disciplines nog zogeheten'groene varianten' kunnen blijven bestaan, maar dat er daarnaasteen duidelijk geprofileerde Milieukunde-studie bestaat. Met ingangvan volgend cursusjaar kunnen studenten al na éénpropedeusejaar in een ander vak in die studierichting instromen -in plaats van nu pas na het tweede jaar.

Vonkeman: "Dat extra jaar is belangrijk wil je die breedte in destudie houden. Neem nu mijn vakgebied. Je kunt niet internationaalgaan kijken als je niet eerst weet hoe het milieubeleid inNederland werkt. Die basis is dus per se nodig. En eeninternationale excursie is voor mijn vak eigenlijk ook onmisbaar.Voorts wil je studenten toch ook enigszins laten meedraaien in eenonderzoek. Dat alles vereist tijd. We hebben de know how, er zijnvoldoende banen voor onze afgestudeerden, Milieukunde is een breedvak, kortom: die uitbreiding met één jaar was hardnodig."

Scholier

De Ruiter: "We hebben er niet voor gekozen om een 'faculteit'Milieukunde in het leven te roepen, want dat levert een geweldigeorganisatorische rompslomp op, en weinig méérwaarde. Wezien meer in een verankering van de studierichting in reedsbestaande universitaire structuren dan in een eigenstructuurtje."

Waar het onderwijskundig of wetenschappelijk zinnig is, werkende natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten nauw samen.Zo is er onlangs een programma voor de zogeheten'Breedte-strategie' (een soort onderzoeks-stimuleringsfonds)goedgekeurd waarin zowel sociaal en fysisch geografen participerenàls milieukundigen van beiderlei kunnen.

Tegelijk met de mogelijkheid om per 1 september 1999 eerder metMilieukunde te beginnen, wordt er gewerkt aan een drastischeonderwijsvernieuwing. "Dat was onder meer nodig omdat devisitatiecommissie Milieukunde voor meer samenhang pleitte indeopleiding", licht De Ruiter toe. "In de nieuwe structuur komt ereen introductiejaar, waarin de basiskennis van de verschillendedisciplines wordt aangeboden, evenals vaardigheden en techniekenzoals de statistiek, computerkunde of geografischeinformatiesystemen. En in de volgende jaren wordt de studiestrakker ingericht en georganiseerd rondom thema's zoals 'integraalwater- en bodembeheer' of 'ruimtegebruik en milieukwaliteit' of'duurzame productie- en consumptieketens'. Studenten kunnen uit diethema's kiezen, ze kunnen hun afstudeerprojecten erop afstemmen, ofhun stages. Aan de hand van die thema's krijgen ze een behoorlijkedosis vakkennis aangereikt, maar dan geïntegreerd."

Vonkeman: "Ik geef in de afstudeerfase een cursus die studenteneen idee geeft van wat Internationaal Milieubeleid behelst.Vervolgens kunnen ze verder met een afstudeerproject - waarbij ikopen sta voor ideeën van studenten zèlf, want dan leer iker zelf ook nog wat van. Zo'n project kan bijvoorbeeld eenlandenvergelijking zijn voor wat betreft het milieubeleid. Of hetkan gaan over de verdragen die Nederland met ontwikkelingslandengesloten heeft na de Rio-conferentie. Of over de keuze van hettracée van de Hoge Snelheidslijn tussen Parijs en Amsterdam.Of over de vraag in hoeverre ambassades actief zijn op gebied vanmilieubeleid. Mogelijkheden genoeg dus."

Maar is dat nieuwe profiel duidelijk genoeg voor de middelbarescholier die een milieukundige belangstelling heeft, maar wellichtgeen flauw benul dat hij daarmee goed in Utrecht terecht kan? Hetblijft toch een ondoorzichtig geheel met al die groene studiepaden,natuur- en maatschappijwetenschappelijke varianten en eenpost-propedeuse instroom?

De Ruiter heeft er goede hoop op: "Het is zo dat je je inUtrecht nog niet gelijk kunt inschrijven voor Milieukunde maareerst een jaartje iets anders zult moeten gaan doen. Maar we werkenaan nieuw, eigen voorlichtingsmateriaal dat helder is over demogelijkheden in Utrecht. Bovendien is het per 1 september 2000wél mogelijk om je in Utrecht te laten inschrijven voorMilieu- en Maatschappijwetenschappen óf voor Milieu- enNatuurwetenschappen. Dus die profilering waar we nu aan werken zalook in het voortgezet onderwijs wel zijn weerklank vinden."

Armand Heijnen