Orang-oetans misleiden roofdier met blad voor de mond

Als orang-oetans een luipaard of een python zien, maken ze met samengeperste lippen een alarmgeluid om het roofdier te laten weten dat dat in de gaten worden gehouden. Veldonderzoek van gedragsbioloog Madeleine Hardus en haar collega‚s laat zien dat sommige orang-oetans hebben geleerd om deze geluiden te veranderen door gebruik te maken van boombladeren.

In situaties van groot gevaar strippen de apen bladeren van een tak en houden deze tussen hun hand en hun mond. De toonhoogte van hun alarmgeluiden wordt hierdoor vier keer zo laag. Omdat een lager geluid meestal duidt op een groter dier, hoopt de orang-oetan zo de roofdieren af te schrikken.

Er is altijd aangenomen dat apen alleen geluiden maken als een reflex. Het onderzoek van Hardus laat echter zien dat orang-oetans wel degelijk een bepaalde controle hebben over de geluiden die ze maken. Dat komt overeen met het idee dat de bladerentechniek is ontstaan als een ontdekking die in een populatie orang-oetans behouden blijft, doordat de dieren het gebruik van elkaar overnemen.

Hiermee geven de resultaten een nieuwe kijk op het cultureel gedrag van de apen en de evolutie van de mens. Hardus: „Het vermogen van mensapen om te communiceren is lange tijd ondergewaardeerd." De Utrechtse studie, die op 5 augustus online werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society, opent volgens Hardus dan ook nieuwe deuren voor het onderzoek naar de evolutie van taal.

EH (Bron: Perscommunicatie UU)