Pedagogiek moet op zoek naar mannen

Dat meldt een visitatiecommissie in een rapport over deopleidingen pedagogische wetenschappen aan zes Nederlandse

universiteiten. De commissie is in het algemeen tevreden overhet niveau dat ze aantrof. Toch heeft ze nog heel wat op- enaanmerkingen.

Aan de Utrechtse opleiding bijvoorbeeld halen te weinigstudenten hun bul. Na zes jaar heeft ongeveer 67 procent van devwo'ers zijn diploma. Van de studenten die van het hbo afkomen isna vier jaar 40 procent klaar.

En dat terwijl Pedagogiek zeker geen zware studie is, vindenalthans de studenten zelf. Gemiddeld zijn ze per week 25 à 30uur - in plaats van de voorgeschreven 40 uur - aan hun studiekwijt. In die tijd zullen ze weinig gebruik maken van computers: decommissie noemt de computerfaciliteiten bij pedagogiek beperkt enverouderd. In het algemeen vindt de commissie de rol van decomputer in het pedagogiek-onderwijs "mager".

Verder werken de opleidingen nog te veel met traditioneledenkbeelden over opvoeden, terwijl afgestudeerden straks moetenfunctioneren in een multiculturele samenleving. Docenten zoudenbovendien meer actuele praktijkvoorbeelden moeten gebruiken. Ookwil de commissie dat de pedagogen een rol gaan spelen in hetmaatschappelijke debat over problemen als criminaliteit ennormvervaging.

Maar misschien nog belangrijker is dat de opleidingen dringendop zoek moeten naar mannen. In 1992, toen de zes ook werdenbeoordeeld, was er al sprake van een overmaat aan vrouwelijkestudenten. Het landelijk gemiddelde bedroeg toen 87 procent. In1996 was dat al opgelopen tot 91 procent. Een "ongewenstverschijnsel" noemt de commissie deze

'feminisering', omdat de arbeidsmarkt ook behoefte heeft aanmannen.

Bovendien kiezen de meeste doctoraalstudenten al jaren voor derichting orthopedagogiek, die zich vooral richt op jongeren metgedrags- en opvoedingsproblemen en leer- enontwikkelingsstoornissen. Een aantal andere specialisaties enkeuzevakken komt hierdoor in de verdrukking.

Niettemin vindt de commissie dat pedagogiek nog te veelafstudeerrichtingen heeft. De vorige visitatiecommissie vond dat in1992 trouwens ook al. Maar de opleidingen hebben niets met diekritiek gedaan, met uitzondering van Nijmegen en de Universiteitvan Amsterdam. Met name de Utrechtse opleiding vindt decommissie"versplinterd", vanwege de acht hier aanwezigeafstudeertracé's. Die

functioneren zo zelfstandig van elkaar, dat de commissie deindruk kreeg totaal verschillende opleidingen te beoordelen. Daarmoeten de Utrechtse pedagogen snel een einde aan maken.

MtW, HOP