Probleemstelling in veel proefschriften is onder de maat

Dat concludeert de Utrechtse didacticus dr. Heinze Oost in eenproefschift waarin hij de kwaliteit van de probleemstellingen inhet werk van 341 voormalige collega-promovendi onderzocht. Oost,die op 17 december zelf de doctorsbul kreeg uitgereikt, beoordeeldevoor zijn onderzoek alle Utrechtse proefschriften die in hetstudiejaar 1994-1995 in het Academiegebouw werden verdedigd. Hijkeek uitsluitend naar die aspecten die zonder vakinhoudelijkekennis kunnen worden beoordeeld en zijn conclusie is niet mals.Zelfs als de criteria waaraan een probleemstelling volgens hemhoort te voldoen zeer welwillend worden toegepast, kan minder daneen kwart van alle proefschriften de toets der kritiekdoorstaan.

Het grootste struikelblok voor de promovendi van vijf jaargeleden vormde de eis van methodische herkenbaarheid waaraan eenwetenschappelijke probleemstelling volgens Oost moet beantwoorden.Vooral in bèta-dissertaties was vaak niet duidelijk of depromovendus een verschijnsel alleen wilde beschrijven of ook wildeverklaren. Volgens Oost komt dat met name omdat veel promovendibang zijn om hun ambities hardop uit te spreken, 'terwijl eenprobleemstelling daar nu juist voor bedoeld is'. Hij verwijt depromovendi in kwestie vaagheid en risicomijdend gedrag en pleitvoor een herwaardering van het adagium van wetenschapsfilosoof KarlPopper die al in de jaren dertig riep om 'stoutmoedige uitsprakenin heldere taal gesteld'.

Ook aan de precisie waarmee het probleem in het gemiddeldeproefschrift wordt gesteld kan nog veel verbeteren, vindt Oost. Inmeer dan eenderde van de gevallen slaagde hij er niet in om uit deprobleemstelling af te leiden wat de centrale vraag was waarop hetonderzoek een antwoord moest geven. Een bijna even groot aantalpromovendi liet na om de wetenschappelijke of maatschappelijkerelevantie van het verrichte onderzoek in hun boek aan de orde testellen.

Oost, die verbonden is aan het Interfacultair Instituut voorLerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden(IVLOS)van de Universiteit Utrecht, erkent dat wetenschappelijkonderzoek ook zonder dat de probleemstelling voldoet aan alleeisen, van goede kwaliteit kan zijn. Maar hij noemt het plausibeldat er een relatie bestaat tussen de manier waarop eenprobleemstelling is geformuleerd en de inhoudelijke kwaliteitervan. Hij pleit er dan ook voor dat studenten al in dedoctoraalfase leren hoe ze over onderzoek moeten rapporteren. Ookzouden zij in een vroeg stadium moeten worden getraind in hetexpliciteren van door hen gemaakte keuzes en gehanteerdevooronderstellingen.

EH