"Realisme: daar vind ik niks aan."

'Magisch realisme', zo zou je het debuut 'DeMaarschalk en andere verhalen' van Jeroen Thijssen kunnenkarakteriseren. Zelf spreekt de deeltijdstudent Geschiedenis lievervan 'mystiek', hoewel de associatie daarvan met het geloof hemóók weer tegenstaat. Hoe dan ook, zijn absurdistischeverhalen lezen als een trein.

Hij doet een beetje aan Kafkas universum denken, die wereld vandoolhoven, garage-achtige woningen of koopvaardijschepen waarincurieuze types rondlopen met wonderlijke namen als papa Camino,boer MacAnelly, dr Moody of kapitein Marcello. Thijssen heeft devergelijking vaker gehoord, maar hij heeft nog nooit iets van Kafkagelezen. "Als ik al een voorbeeld moet noemen, dan Gabriel GarciaMarquez, en met name 'Honderd jaar eenzaamheid'. Niet dat ik beweerdat ik diens niveau haal, maar zijn verbinding van het realistischemet het magische spreekt me enorm aan."

Marquez beweert altijd dat niets uit zijn romans verzonnen is,dat ook de magisch lijkende passages berusten op realiteit. In deacht verhalen van Thijssen daarentegen is het meeste verzonnen."Dat verzinnen vind ik juist interessant", vertelt hij. "Toen ikbesloot om serieus te gaan schrijven ben ik met heel realistischwerk begonnen, maar daar vond ik niks aan. Fantasie is een sterkverwaarloosde categorie in onze literatuur. Je ziet het ene na hetandere autobiografische boek verschijnen, maar mij kunnen die nietboeien. In het leven is het toch vaak zo dat onder het realismechaos schuilgaat. Mensen doen geen dingen omdat het logisch is;logica is een achteraf opgeplakte perceptie.

"Onder die chaos moet volgens mij nog een soort ordening zitten.Dat zou je het mystieke kunnen noemen, en d''r ben ik vreselijkbenieuwd naar. Hoewel ik daarmee misschien wél die indruk wek,maar ik heb niets met geloof, ben ook niet gelovig opgegroeid. Maarde zoektocht van de gelovige en de mijne tonen overeenkomsten:zoeken naar het onverklaarbare."

In zijn literatuur levert dat verhalen op zoals 'Deovergangsregeling', een Faust-vertelling in de wereld van deadvocatuur. Het mysterieuze artikel 13, lid 3 blijkt een pact metde duivel te zijn, volgens welke de vader zich verplicht tenbehoeve van zijn ambitie zijn zoon te offeren.

Een dosis humor ontbreekt overigens niet in de verhalen vanThijssen. Zoals ook in het verhaal 'Het einde van de wereld' - hethoogtepunt van het boek en een mooie aanzet voor een dikke roman -over een vijftiendeeeuwse, Genueese zeeman die denkt dat de wereldrond is en dat met een boottocht gaat bewijzen... om dan tóchvan het randje af te duvelen. Het is cynische humor, zwartgalligzelfs, maar dat is eigen aan humor, vindt Thijssen: "Humor heeft nueenmaal een wrede kant. Er is vrijwel altijd een slachtofferwaarover gelachen wordt."

Trots

Blijft de vraag hoe iemand die in zijn boeken zo bezig is metfantasie en

het mystieke geschiedenis kan studeren, een vak waarin het juistgaat om het 'ontmythologiseren', het trachten te achterhalen hoehet werkelijk was?

"Zowel in de literatuur als in de geschiedschrijving gaat het omhet verhaal", meent Thijssen. "Geschiedenis is een reconstructie inwoorden. Bij elke reconstructie heb je te maken met interpretatie.Om goed te kunnen interpreteren is een enigszins fantastierijkeinstelling geen overbodige luxe. De meeste historici die ik kenzijn ook bepaald geen fantasieloze mensen. Als ik een échthistorisch boek zou schrijven, of zoals nu mijn afstudeerscriptie,dan zorg ik er wel voor dat de feiten 'kloppen'. Maar bij hetinterpreteren daarvan heb ik toch enige speelruimte. En die wil ikal helemaal als ik een roman schrijf, ook een historische roman.Dan wil ik - binnen bepaalde grenzen - mijn eigen gang kunnen gaan.Ik kan me niet voorstellen dat ik, zoals Hella Haasse bijvoorbeeld,eerst uitgebreid historisch onderzoek ga doen voor ik een roman gaschrijven, en alleen de gaten in het geschiedverhaal vul metfantasie. Dat is mij te beperkend."

Thijssen is niet alleen deeltijd-student Geschiedenis in Utrecht- hij hoopt dit collegejaar nog af te studeren -, enboekenschrijver, maar ook nog eens tekstschrijver voorreclamebureaus én auteur van kinderprogramma's voor 'VillaAchterwerk' van de VPRO. Zo is hij de maker van hetzondagochtendprogramma 'Mensen en Zoo' (verhalen vandierverzorgers) en van 'Werk in uitvoering' (over mensen inbijzondere beroepen). Komend seizoen gaat hij 'Door dik en dun'maken, een TV-programma over kindervriendschappen.

"Schrijven is mijn grote passie", vertelt hij, "en daarvoorreserveer ik de hele middag. Ik heb een strak dagschema: 'sOchtends schrijf ik om de kost te verdienen, 's middags schrijf ikvoor de lol en 's avonds ga ik aan de studie. Maar uiteindelijkhoop ik met het schrijven van literatuur en/of scenario's mezelfvolledig te kunnen bedruipen.

"Schrijven is niet iets wat ik wil of waar ik voor kies het isiets wat ik móet; het is een roeping. Ik heb altijd algeschreven, zo lang als ik me kan herinneren. Daarbij is publicerenook steeds het oogmerk geweest. Ikbegrijp niks van mensen diezeggen alleen maar voor hun eigen genoegen te schrijven. Ik bentrots op mijn verhalen en laat die anderen dus ook graaglezen."

Armand Heijnen

Jeroen Thijssen, De Maarschalk en andereverhalen. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam. 34,50 gulden.


Adriaan

"Hij woont in het hartje van de stad, vlakbij hoeren enstadhuis. Hij loopt er iedere dag wel langs, overdag omboodschappen te doen en 's avonds om een frisse neus te halen enzich te vermaken met de aanblik van seksbeluste mannen. Na een paaravonden al heeft hij categorieën aangebracht, types verzonnenen gevonden: de stoerdoeners, de verdekten in regenjas, degeroutineerden. De hoeren en pooiers kennen hem en laten hem metrust. Met de klantenlokker van het sekspaleis, tevens uitsmijter,maakt hij af en toe een praatje. De man is nieuwsgierig naarAdriaan zoals Adriaan het naar zijn werk is. Maar veel verder danalgemeenheden komen zij niet. En Adriaan weet dat de joviale groet,die de lokker over het water van de gracht zwaait wanneer Adriaanaan komt lopen, niet meer is dan een masker van onverschilligheid,dat hij hem even gemakkelijk zou slaan als de al te lastige klant,die Adriaan hier een poosje geleden buiten gegooid heeft zienworden. En al met al is Adriaan zelf ook niet werkelijk in de mangeïnteresseerd. Het is de aanraking met de onbekendegewelddadigheid die zijn nieuwsgierigheid prikkelt. De lokker zelflaat hem in weze koud.

Adriaan is nooit naar de hoeren geweest, en soms vraagt hij zichaf waarom niet.

'Geldgebrek', zegt hij tegen zichzelf. 'Geen zin.Onwennigheid.'

Maar hij weet het niet werkelijk. Er is iets fundamentelers dathem afschrikt, een diepe onzekerheid. Hij durft niet, maar waaromwil hij liever niet weten."

Uit het verhaal: Adriaans offer