Surinamers lopen achterstand snel in

Dat is de optimistische suggestie, die uitgaat van hetproefschrift Stapvoets voorwaarts waarop onderzoekster Pretty Liemvrijdag 12 mei promoveert. Liem vroeg zich af hoe het proces vanstatusverwerving van Surinamers in Nederland verloopt eninterviewde voor dat doel 567 Surinaamse mannen en vrouwen tussende 25 en 65 jaar die al minimaal vijf jaar in Nederland woonden.Het onderzoek werd uitgevoerd in Amsterdam, Almere, Den Haag enZoetermeer en gold al diegenen die of zelf in Suriname zijn geborenof die minstens één in Suriname geboren ouder hebben.

De voornaamste conclusie van Liem is dat een goede opleidingverreweg de belangrijkste factor is voor het stijgen op demaatschappelijke ladder. Terwijl Surinamers die als immigrant naarNederland zijn gekomen hier nog lager op de maatschappelijke ladderterecht komen dan hun minder goed opgeleide ouders in Suriname,verandert dit beeld in de volgende generatie. Ook die startweliswaar nog vanuit een achterstandpositie, maar slaagt erblijkens het onderzoek van Liem in om de achterstand in opleidings-en beroepsniveau grotendeels weg te werken. Waarschijnlijk is datmede te danken aan een betere sociale integratie in de Nederlandsesamenleving. Liem vond althans dat tweede generatie-Surinamers meerautochtone Nederlanders in hun sociale netwerk hebben dan hunouders.

In tegenstelling tot de genoten opleiding hebben verschillen inetnische herkomst geen invloed op de mate van stijging vanSurinamers op de maatschappelijke ladder. Wel is het opvallend datHindoestanen het in dat verband vooral moeten hebben van eengeslaagde schoolopleiding, terwijl voor Creolen de op latereleeftijd genoten opleidingen juist van groot belang zijn voor hunmaatschappelijke status. Liem vermoedt dat dat komt omdat inHindoestaanse kringen meer nadruk wordt gelegd op het belang vangoede schoolprestaties.

Al met al lijkt het er volgens Liem op dat de achterstand inmaatschappelijke positie van Surinamers ten opzichte van autochtoneNederlanders een tijdelijke kwestie is. Er hoeft dus niet gevreesdte worden voor een blijvende achterstandspositie van Surinamers inons land. Hoewel zij in haar onderzoek geen uitspraken doet over deconsequenties van haar bevindingen voor andere groepenimmigranten,stelt Liem wel de vraag of het door haar beschrevenproces van maatschappelijke statusverwerving op termijn ook zoukunnen gelden voor andere minderheden in Nederland. Zij laat hetbij een vraag, maar duidelijk lijkt dat zij een bevestigendantwoord alleen uit wetenschappelijke omzichtigheid achterwegeheeft gelaten.

EH