Clevers: 'Jonge onderzoekers hebben weinig aan topsectoren'

Jonge wetenschappers met goede ideeën voor vernieuwende bedrijfjes zijn over het hoofd gezien in het beleid voor de topsectoren. “Dat is een weeffout”, vindt Hans Clevers, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Gevestigde bedrijven komen volgens Clevers maar zelden met een echte doorbraak. “Vernieuwende bedrijven als Google en Apple zijn opgezet vanuit de universiteit door een paar enthousiaste onderzoekers.”

Vanmiddag praat de Tweede Kamer met VVD-minister Henk Kamp over het topsectorenbeleid, dat bedoeld is om wetenschap en bedrijfsleven beter met elkaar te laten samenwerken. Dit beleid richt zich vooral op de sterke sectoren van de Nederlandse economie en is bedoeld om innovatie aan te jagen.

Maar de topsectoren lijken uiteindelijk vooral de belangen van gevestigde bedrijven te dienen, stelt Tweede Kamerlid Anne-Wil Lucas (VVD) vandaag in het Financieele Dagblad. Promovendi die een spin-offbedrijf willen starten, staan volgens haar buitenspel. Er gaat te veel geld naar onderzoek van bijvoorbeeld Philips, Campina en AkzoNobel dat zonder overheidsgeld ook wel zou zijn uitgevoerd, meent ze.

Clevers begrijpt haar kritiek. “De KNAW heeft zich wel achter het topsectorenbeleid geschaard en het is goed dat het er is: hiervoor hadden we nauwelijks beleid. Maar het kan stukken beter.”

Hij vindt het alleen al jammer dat er zo weinig geld is uitgetrokken voor het topsectorenbeleid. Het budget komt bijna allemaal uit bestaande middelen, bijvoorbeeld voor onderzoeksfinancier NWO, en daarnaast bezuinigt de overheid ook nog eens op wetenschap.

Maar ook binnen het huidige budget zou er meer aandacht moeten zijn voor jonge onderzoekers die een bedrijf willen starten. Daarbij moeten universiteiten ook de hand in eigen boezem steken, vindt Clevers.

Een van de problemen is dat werknemers in Nederland geen eigenaar zijn van het patent dat ze in dienst van hun werkgever aanvragen. Clevers: “Als er iets met het patent gebeurt, krijgen onderzoekers meestal wel een fatsoenlijke vergoeding van hun universiteit. Maar belangrijker is dat de jonge uitvinder aan de onderhandelingstafel geen stem heeft over het gebruik van het patent. Dat zie ik fout gaan.”

Sommige kleine universiteiten als Wageningen zijn beter in het opzetten van spin-offbedrijfjes dan grote universiteiten. Ze moeten van elkaar leren, vindt Clevers. “Is het bijvoorbeeld goed dat iemand één dag in de week besteedt aan het opzetten van zo’n nieuw bedrijf of moet hij dan meteen uit dienst?”

Hij is niet bang dat de wetenschap door de nadruk op innovatie besmet raakt door commerciële belangen. “Een wetenschapper die op een congres een doorbraak claimt, heeft ook een belang: hij wil beroemd worden. Pas als hij er geld mee verdient, vinden mensen het verdacht.”

Bovendien is er weinig keus. Als Nederland op een bepaald onderwerp twee of drie experts heeft, ligt het voor de hand dat deze mensen ook bedrijven en overheid adviseren. “Pas als er iets aan de hand is, komt daar kritiek op. Dat zag zie je bijvoorbeeld vorig jaar bij die influenza-kwestie: dan worden de wetenschappers opeens aan de schandpaal genageld als ze contact hebben met farmaceuten.”

De universiteit kan niet meer terug naar de ivoren toren, meent Clevers. “Technische universiteiten bestaan in feite bij gratie van hun betekenis voor het bedrijfsleven. Het valt nauwelijks meer te scheiden. Het komt nu vooral aan op goede spelregels.”

Advertentie