Dalend aandeel vrouwelijke promovendi: minister kijkt het nog even aan

Creative commons: Pixabay

Terwijl het aandeel vrouwen in alle wetenschappelijke functies toeneemt, geldt voor promovendi het tegenovergestelde, blijkt uit de onlangs gepubliceerde Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2018. Bij acht van de veertien universiteiten daalde het aandeel vrouwelijke promovendi de afgelopen jaren. Landelijk nam het 1,5 procentpunt af tussen 2011 en 2017, van 44,2 procent naar 42,7 procent.

Aan de Universiteit Utrecht is die daling sterker. Waar in 2011 nog 52 procent van de promovendi vrouw was, was dat in 2017 gedaald tot 46,8 procent. Een daling van 5,2 procentpunt. Alleen aan de Universiteit van Amsterdam is de daling groter. Daar nam het aantal vrouwelijke promovendi met 8,1 procentpunt af, van 56,5 procent in 2011 naar 48,4 procent in 2017. Door de daling is bij acht van de veertien universiteiten het aandeel vrouwelijke promovendi hoger dan aan de UU. In 2011 waren dat zes universiteiten. 

'Zorgelijk als ontwikkeling doorzet'
Een zorgwekkende ontwikkeling die om een nadere analyse vraagt, vindt de PvdA, die Kamervragen stelde. In haar antwoord benadrukt minister Van Engelshoven dat het aantal vrouwen dat een proefschrift schrijft in absolute getallen nog altijd toeneemt.

Maar, schrijft ze: als het aandeel vrouwelijke promovendi blijft dalen is dat inderdaad zorgelijk. “De weg naar de top van de wetenschap moet op alle niveaus goed gevuld blijven, anders bereiken we geen evenredige verdeling van mannen en vrouwen.” Ze wil aan de hand van de cijfers over 2018 bepalen of nader onderzoek nodig is.

'Daling zet al zes jaar door'
“Verloren tijd”, vindt voorzitter Anne de Vries van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Zij ziet meer dan genoeg reden om nu al te kijken wat de oorzaken zijn. “Het aandeel vrouwen daalt al zes jaar op rij. Als je een gelijke man-vrouwverdeling nastreeft, is dat geen goed teken.”

Er zijn tal van mogelijk oorzaken te bedenken voor de daling en die hoeven lang niet allemaal zorgwekkend te zijn, zegt De Vries. “Misschien zijn er meer buitenlandse promovendi bijgekomen en zitten daar meer mannen tussen dan vrouwen. Dan zegt het meer over de wetenschapscultuur in sommige andere landen dan over Nederland. Of er is meer onderzoeksgeld vrijgekomen voor bètawetenschap, waar verhoudingsgewijs meer mannen werken.

Maar andere oorzaken zouden wél zorgelijk zijn. Als het vak van wetenschapper voor vrouwen minder aantrekkelijk wordt, bijvoorbeeld. “Of, erger nog, als vrouwen minder snel een promotieplek krijgen dan mannen. Die oorzaak wil je echt uitsluiten en dat kunnen we nu niet.”

Advertentie