Europese studententop was gezellig, maar nu die aanbevelingen nog…

Het is zwaar voor de Europese studentenorganisaties om na drie dagen vergaderen nog aanbevelingen op papier te krijgen voor de Nederlandse minister van Onderwijs. Maar het lukt. Met kleine oogjes, dat wel.

Omdat Nederland een half jaar voorzitter is van de Europese Unie, mogen de Nederlandse studentenorganisaties ISO en LSVb de halfjaarlijks conferentie organiseren van de European Student Union. Doel: aanbevelingen formuleren voor het Nederlandse voorzitterschap.

Maar zet negentig studenten, uit alle windstreken van Europa bij elkaar in een Amsterdams hostel en er gebeurt meer dan alleen vergaderen. Met kleine oogjes komen ze binnen voor de allerlaatste sessie. Na drie dagen workshops en presentaties is het nu tijd voor het echte werk: de aanbevelingen.

Sommige studenten hebben hun haar nog even opgestoken, hakken aangetrokken of hun overhemd gestreken. Anderen hebben een sweater aan en een petje achterstevoren op hun hoofd. Veel stemmen klinken schor. Er wordt vrolijk gepraat in het Engels, Fins en Frans. Een Noorse student in een rode trui probeert een grap uit een televisieserie uit te leggen aan zijn buurvrouw.

Het onderwijs is een van de laatste nationale bastions van Europa. De EU mag zich daarom niet bemoeien met de regelgeving. Dus gaat het vooral over de manier om internationalisering te bevorderen en te leren van elkaar.

De Unie zou studenten moeten steunen, zegt een groepje dat even pauze houdt rond de koffieautomaat.  Bijvoorbeeld bij de recente studentenprotesten, die behalve in Amsterdam op meerdere plaatsen opbloeiden. “De protesten moeten van onderaf komen”, zegt Florian Rainer uit Oostenrijk, “maar de steun moet van boven komen”

De Zwitserse Simone Widmer hoopt op meer macht voor studenten. “De protesten hebben vooralsnog alleen gezorgd voor awareness, niet voor echte verandering.”

In de sessie blijken studenten veel na te denken over het opleiden van vluchtelingen, over het aangaan van banden met instellingen buiten Europa en de mogelijkheden van digitalisering. Ook de collegegelden en de toegang van verschillende groepen tot het hoger onderwijs komen aan de orde.

Om kwart over vier begint de stress toe te slaan. Er staat nog geen letter op papier en het schema van de minister laat geen vertraging toe. De aanbevelingen moeten op een groot scherm komen te staan en de USB-stick die daarvoor nodig is, werkt niet. Maar even later is dat ook geen excuus mee.

En hoewel geen van de studenten bang is om te zeggen waar het op staat, is het even stil als er zinnen geformuleerd moeten worden. “Sorry”, grapt er een. “Fysiek zijn we er wel maar mentaal valt het niet mee.” Hij krijgt de lachers op zijn hand.

Als er om kwart voor vijf dan alsnog een document met aanbevelingen klaarligt, willen de studenten nog doorpraten over wat ze net hebben opgeschreven. “Dat gaat dus niet gebeuren”, roept beleidsmedewerker Jeff van Ass van de LSVb. “Iedereen gaat nú naar de plenaire zaal want de minister komt precies om vijf uur.”

Veel studenten beginnen te lachen, er klinkt wat boegeroep. Maar anderen zijn zo moe dat ze hun hoofd met hun hand ondersteunen, dus vertrekt zeker een deel van de groep opgelucht naar de plenaire zaal.

Om kwart voor vijf komt daar ISO-voorzitter Linde de Nie binnenlopen, om stipt vijf uur minister Bussemaker. Om half zes volgt de borrel. En dan? Sommigen pakken de trein naar huis, anderen doen nog mee aan de karaoke-avond en blijven nog één laatste avond in het hostel.

Advertentie