Extra geld maakt einde aan getouwtrek om onderzoeksmiddelen

De faculteitsbesturen en het CvB hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van de rijksbijdrage

Alle Utrechtse faculteiten, behalve Geneeskunde, gaan er vanaf volgend jaar waarschijnlijk op vooruit. Als de rijksbijdrage straks geen tegenvallers laat zien, kan de universiteit meer geld verdelen. In totaal gaat het om bijna 8 miljoen waarvan 4 miljoen komt uit subsidies voor de matching van Europese onderzoeksprojecten. 

De zeven faculteiten leverden eind vorig jaar ieder een wensenlijstje in bij een werkgroep die het universitair verdeelmodel (UVM) moest evalueren. Het UVM bepaalt in hoeverre faculteiten en diensten aanspraak mogen maken op de rijksbijdrage die de universiteit jaarlijks ontvangt. In 2016 ging het om zo’n 465 miljoen euro.

De faculteitsbestuurders wilden vooral meer onderzoeksgeld. Zo ontbreken bij Geesteswetenschappen en Rebo middelen voor de onderzoekstijd van nieuwe docenten die worden aangetrokken om het onderwijs kleinschaliger te maken. Om in aanmerking te komen voor een vast dienstverband moet een docent ook aantoonbaar onderzoek verrichten.

De bètafaculteit op haar beurt heeft moeite te voldoen aan de matchingsverplichting bij toekenningen van onderzoeksbeurzen. Hoe succesvoller in subsidieronden, bijvoorbeeld bij onderzoeksfinancier NWO, hoe meer dat de faculteit in de financiële problemen brengt. Maar ook bij Sociale Wetenschappen wordt geklaagd dat eigen middelen wegvloeien naar de ondersteuning en begeleiding van wetenschappers die beurzen hadden binnengesleept.

Geen spectaculaire aanpassingen
Vorige maand kwam de werkgroep bestaande uit collegelid Anton Pijpers, Rebo-decaan Annetje Ottow, bètadecaan Gerrit van Meer, Sociale Wetenschappen-directeur Frank Jan van Dijk en de directie financiën van de UU, met aanbevelingen. Deze bleken op de instemming van alle faculteitsbesturen te kunnen rekenen en werden integraal door het universiteitsbestuur overgenomen. Volgende week worden de voorstellen aan de financiële commissie van de Universiteitsraad voorgelegd.

De werkgroep concludeert dat het universitaire model over het algemeen naar behoren werkt en dat grondige aanpassingen van de verdeelmechanismen niet nodig zijn. Collegelid Pijpers zegt in een toelichting: “We hebben een evenwichtig systeem dat alle faculteiten stabiliteit biedt.”

Meer geld voor onderzoek
Om toch tegemoet te komen aan de wensen van de faculteiten stelt de werkgroep voor om het onderzoeksbudget te verruimen met bijna 7 miljoen euro. Dit is mogelijk omdat de minister geld in het vooruitzicht heeft voor specifieke onderzoeksdoelen. Bovendien heeft universiteit zelf voldoende in kas. Pijpers: “We zien dat de totale bekostiging vanuit Den Haag terugloopt, maar gelukkig verkeren we in de situatie dat we de gevolgen daarvan iets kunnen verzachten.”

Zo kan de werkgroep de faculteiten Geesteswetenschappen en Rebo enigszins tevreden stellen omdat minister Bussemaker heeft bepaald dat 20 procent van de middelen die de universiteiten dankzij de invoering van het leenstelsel tegemoet kunnen zien ten goede moeten komen aan ‘onderwijs gebonden onderzoek’. Voor de UU komt dit naar schatting neer op 1,9 miljoen per jaar per 2018. De werkgroep stelt voor dat bedrag voor te financieren en al in 2017 in het UVM op te nemen.

Daarnaast heeft de minister onlangs besloten een bijdrage van 50 miljoen euro te leveren aan de verlichting van de matchingsdruk, specifiek voor onderzoeksvoorstellen die subsidie krijgen vanuit de EU. Voor de UU komt er 2,7 miljoen beschikbaar, voor het UMC Utrecht 1,3 miljoen. De werkgroep stelt voor dit geld integraal door te sluizen naar de faculteiten. Deze krijgen hierdoor dus meer eigen ruimte om de kosten van Europese onderzoekstoekenningen te dekken.

De werkgroep adviseert bovendien faculteiten in het vervolg een grotere universitaire bijdrage te geven voor onderzoeksbeurzen die zij binnenhalen bij NWO (en waarvoor dus een matchingsverplichting geldt) dan voor onderzoek dat zij doen in opdracht van bedrijven, overheid en instellingen. In de huidige opzet werd daar geen onderscheid in gemaakt.

Die nieuwe werkwijze vergroot niet de totale pot beschikbare middelen, maar onderstreept wel het grotere belang van “in competitie verkregen” onderzoeksgelden. Daarnaast wil de werkgroep faculteiten prikkelen om ervoor te zorgen dat de vergoedingen voor het opdrachtonderzoek ook daadwerkelijk alle kosten dekken.
 
Discussie over pervers effect doodgebloed
Dan het onderwijs. Ook over de wijze waarop de universiteit het onderwijs van de faculteiten financiert bestaat weinig discussie. Bij de vorige herijking van het verdelingsmodel besloot de universiteit om in de geest van het Haagse beleid faculteiten geen geld meer te geven voor studiepunten van langstudeerders. Sommigen vreesden destijds dat diploma’s gemakkelijker verstrekt zouden worden. Maar de discussie over dit mogelijke “perverse” effect lijkt doodgebloed.

De werkgroep stelt slechts één wijziging voor. De faculteiten mogen vanaf 2017 1 miljoen euro verdelen voor initiatieven op het vlak van levenslang leren. Ook hiervoor verwacht de universiteit op termijn een bijdrage uit Den Haag vanuit de leenstelselgelden.

Minder promotiegelden
Alle maatregelen van de werkgroep samen leiden ertoe dat de bètafaculteit er naar schatting zo’n 2,8 miljoen op vooruit gaat als de rijksbijdrage straks geen tegenvallers laat zien. Ook de faculteit Geesteswetenschappen en REBO profiteren met elk 1,5 miljoen relatief veel. 

Alleen de faculteit Geneeskunde krijgt mogelijk minder te besteden, ongeveer een ton. Dit heeft voornamelijk te maken met het besluit van de minister om de promotiepremie met ingang van 2017 te verlagen. Dit gebeurde nota bene op voorspraak van de Science in Transition-beweging van de Utrechtse decaan Frank Miedema. Bijna 6 miljoen euro die die universiteit eerder doorsluisde naar de faculteiten waar de promoties plaatsvonden, wordt nu toegevoegd aan de te verdelen onderzoeksgelden.

Bestemmingen opbrengst leenstelsel
Nu in bestuurlijke kringen overeenstemming is bereikt, is het woord deze maand aan de medezeggenschap. Raadsleden uitten eerder bij de werkgroep onder meer hun zorgen over de financierbaarheid van onderwijs en onderzoek. Die primaire processen komen onder druk te staan als bij teruglopende inkomsten de kosten van huisvesting en ondersteuning gelijk blijven of zelfs stijgen, is hun vrees.

Een andere kwestie is wat studenten in de raad ervan vinden dat opbrengsten vanuit het leenstelsel nu ten goede gaan komen aan life long learning en aan onderzoekstijd voor docenten. In eerdere vergaderingen probeerden zij het universiteitsbestuur ervan te overtuigen dat dat geld alleen aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs besteed mag worden.

 

Advertentie