Internationaal verdrag botst met leenstelsel

Het schrappen van de basisbeurs is misschien in strijd met een internationale afspraak waarin Nederland de intentie heeft uitgesproken het onderwijs steeds goedkoper te maken. Die afspraak is echter nog niet door het parlement bekrachtigd.

Het kabinet dubt over een protocol waarin staat dat het hoger onderwijs geleidelijk kosteloos moet worden gemaakt. Het is een uitbreiding van het ‘internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten’ van de Verenigde Naties. Dat protocol heeft Nederland al wel ondertekend, maar nog niet geratificeerd. De Tweede- en Eerste Kamer moeten zich nog uitspreken over deze afspraak.

Het kabinet is juist van plan om studeren duizenden euro’s duurder te maken door de basisbeurs te schrappen en het leenstelsel in te voeren. Daarom overweegt het kabinet om dit protocol toch maar niet in werking te laten treden. De ratificatie van protocollen roept altijd discussie op in het kabinet, zei minister Timmermans van Buitenlandse Zaken eind vorig jaar in de Tweede Kamer. “Altijd wordt de vraag gesteld: moeten wij dit nu wel doen, want daar kunnen vergaande consequenties aan kleven.”

Het kabinet heeft deskundigen gevraagd wat de gevolgen van het protocol voor Nederland zouden zijn. In hun rapport hebben zij zich ook over de plannen voor de studiefinanciering gebogen. Die maken het hoger onderwijs bepaald niet ‘kosteloos’.

Een regering mag onder bepaalde voorwaarden afwijken van de afspraak, maar alleen als het niet anders kan. Er is geen VN-rechtbank die Nederland op de vingers kan tikken als het tegen het verdrag ingaat, maar een speciaal internationaal comité kan wel uitspraken doen over nieuw beleid en daar kan de Nederlandse rechter dan weer rekening mee houden.

De vraag is dus of dit comité zich tegen het leenstelsel zal uitspreken. “Het nieuwe stelsel zal door het Comité vermoedelijk worden gezien als een potentiële of daadwerkelijke stap terug in het bereiken van kosteloos hoger onderwijs”, voorspellen de deskundigen. “Daardoor is het zeer belangrijk dat de noodzakelijkheid van de maatregel voor het behouden van de kwaliteit van het onderwijs geloofwaardig wordt onderbouwd. Daarbij moet overtuigend kunnen worden aangetoond dat de vrijgekomen middelen werkelijk ten goede komen aan de kwaliteit van het hoger onderwijs.”

Ook zal het comité met argusogen de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in de gaten houden: het is immers de bedoeling dat iedereen met de juiste capaciteiten kan gaan studeren. “Het monitoren van de effecten op de toegankelijkheid wordt daarmee extra belangrijk”, aldus de deskundigen. “Het Comité zal de uitkomsten daarvan willen weten en informatie verlangen over de manier waarop deze uitkomsten zullen worden gebruikt om de maatregel zo nodig aan te passen.”

Advertentie