Kabinet: omgang overheid met wetenschappelijk onderzoek niet reguleren

Geef de politiek minder kans om wetenschappelijk advies naar eigen hand te zetten, adviseert de KNAW. Daar zijn wij geen voorstander van, antwoorden minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker.

De afgelopen jaren leek het vertrouwen in de wetenschap enigszins beschadigd. Ouders maakten zich bijvoorbeeld zorgen over inenting tegen baarmoederhalskanker en politici trokken opeens de uitkomsten van klimaatonderzoek in twijfel. Later kwam daar nog de fraude van Diederik Stapel bovenop, maar toen had het kabinet al advies gevraagd aan de KNAW: verliezen mensen inderdaad het vertrouwen in de wetenschap en zo ja, wat valt daaraan te doen? Nu reageert het kabinet op het rapport, dat in mei verscheen.

Vrijwel alle aanbevelingen van de commissie die onder leiding stond van de Utrechtse hoogleraar Keimpe Algra kan het kabinet onderschrijven, alleen al omdat het met de meeste weinig te maken heeft. Zo wil de KNAW bij onderzoekers aandacht vragen voor de deugden ‘eerlijkheid’ en ‘verantwoordelijkheid’. Daar heeft het kabinet niets op tegen. Ook moeten wetenschappers voldoende tijd krijgen voor peer review van wetenschappelijke artikelen, meent de KNAW. Daar zullen we de universiteiten op aanspreken, belooft het kabinet.

Maar zodra de adviezen de overheid betreffen, houden de minister en staatssecretaris de boot af. Net als hun voorgangers willen ze zichzelf geen regels opleggen voor de omgang met wetenschappelijk advies.

De KNAW maakt zich zorgen over de verwevenheid van wetenschap en overheid. Wetenschap moet niet worden misbruikt om alleen het eigen gelijk te bewijzen. “De overheid moet de verleiding weerstaan stevig opgetuigde begeleidingscommissies bij opdrachtonderzoek en gevraagd advies te betrekken”, aldus de KNAW. “Overheid en politiek moeten zelf besluiten nemen, zonder de wetenschap als adviseur daarin te compromitteren.”

Dus zou de overheid richtlijnen moeten maken voor de omgang met wetenschappelijk onderzoek: “procedures voor de selectie van experts en de toepassing van peer review op de wetenschappelijke adviezen, de openbaarmaking van de adviezen en de plicht van beleidsmakers om waar zij afwijken van de adviezen dit duidelijk te maken en te beargumenteren.”

“Wij zijn geen voorstander van regelgeving voor onderzoek in opdracht van de overheid”, antwoorden Bussemaker en Dekker. “Evenmin zijn wij voorstander van het screenen van inkoopvoorwaarden.” Wel willen ze met hun collega-bewindslieden in gesprek gaan “om te kijken of we goede afspraken kunnen maken over onafhankelijk onderzoek”.

Met dit korte antwoord wijken de bewindslieden meteen af van het KNAW-advies: ze leggen namelijk niet uit waarom ze van het advies afwijken.

Over onnodige rompslomp hoeft de overheid zich geen zorgen te maken, meent de KNAW: “Good practices uit het Verenigd Koninkrijk en Canada laten zien dat dergelijke richtlijnen geen enorme bureaucratische ballast hoeven te betekenen, maar integendeel processen kunnen stroomlijnen.”

Advertentie