KNAW wil geen ‘Harvard aan de Rijn’

Annenberg Hall in Harvard

De Nederlandse wetenschap doet het momenteel uitstekend en heeft wereldwijd een goede reputatie, stellen José van Dijck en Wim van Saarloos van de KNAW, maar dat komt door investeringen in het verleden. “We kijken als het ware in de achteruitkijkspiegel. Vóór ons ziet de weg er zorgelijker uit.”

De president en vicepresident van het wetenschapsgenootschap hebben samen een essay geschreven dat ze zojuist hebben gepresenteerd op de jaarlijkse Akademiemiddag. Het heet Wetenschap in Nederland – Waar een klein land groot in is en moet blijven.

“Bijna dagelijks spreken wij jonge én ervaren wetenschappers die aan den lijve voelen hoe hoog de druk in het Nederlandse onderzoekssysteem is opgelopen”, staat in het essay. “Op de naden beginnen haarscheuren te ontstaan.”

Gestage groei
Eén van de oplossingen is natuurlijk extra geld. En dan bedoelen ze geen eenmalige injectie (“Schokken in het systeem moeten juist worden vermeden”), maar een lange periode van “matige maar gestage groei”.

Universiteiten moeten op hun beurt hun personeelsbeleid eens tegen het licht houden om te zorgen dat het geld inderdaad de basis versterkt en niet de druk op wetenschappers verder opvoert, vinden Van Dijck en Saarloos. Ze zeggen het niet met zoveel woorden, maar de boodschap is duidelijk: universiteiten moeten de hand ook in eigen boezem steken.

Extra geld kan ook helpen bij het werven van wetenschappers uit het buitenland en het behouden van Nederlands talent, onderstrepen ze. “In Zwitserland kan een hoogleraar tot wel het dubbele verdienen van wat een hoogleraar in Nederland krijgt.”

Ook het bedrijfsleven moet in de buidel tasten. In andere landen dragen bedrijven veel meer bij aan de wetenschap, stellen Van Dijck en Saarloos. “Bestaande manieren om het bedrijfsleven tot investeren te verleiden, moeten dus worden versterkt.” En er moeten ook nieuwe particuliere wetenschapsfondsen komen.

Samenwerken
Maar minstens zo belangrijk voor de toekomst van de wetenschap is dat universiteiten zich realiseren waar de kracht van het Nederlandse systeem vandaan komt: uit het poldermodel en de overlegcultuur. De universiteiten werken hier goed samen en misschien moeten ze dat nog meer doen. Ze hoeven niet te fuseren, maar waarom zou je in het buitenland niet van een University of the Netherlands spreken? “Bibliometrische analyses laten zien dat de Nederlandse universiteiten meer zijn geïntegreerd dan de tien publieke, redelijk autonome campussen die samen de University of California vormen.”

Samenwerking dus, ook bij het werven van wetenschappers. “Samen optrekken kan het bijvoorbeeld eenvoudiger maken partners van onderzoekers ook banen aan te bieden. Van één op de drie Amerikaanse onderzoekers werkt ook de partner aan een universiteit.”

Harvard aan de Rijn
En dan mag het ook afgelopen zijn met het steeds weer terugkerende pleidooi voor een Nederlandse topuniversiteit naar Amerikaans voorbeeld. “In onze visie past niet een ‘Harvard aan de Rijn’ – één universiteit die zich met extra middelen kan losmaken van de rest. Zo’n aanpak zou voorbijgaan aan de wortels van het Nederlandse wetenschapsbestel, en zou dat bestel eerder verzwakken dan versterken.”

Advertentie