Nieuw netwerk moet sportonderzoekers bijeen brengen

UU-onderzoekers hopen op meer onderzoek naar rol sport in de maatschappij. Foto: Platform Buitenspelen/Richard Krajicek Foundation

Utrechtse docenten en onderzoekers van de HU en de UU hebben het initiatief genomen tot het nieuwe landelijke netwerk Sport & Society. Dit netwerk moet ervoor zorgen dat instellingen en organisaties die zich bezighouden met de rol van sport in de maatschappij elkaar beter weten te vinden. Daarnaast moet sport als onderzoeksthema op de kaart worden gezet.

Beter en meer onderzoek en onderwijs op het gebied van sport en samenleving. Dat is volgens netwerkmanager Frank van Eekeren het uiteindelijke doel van het nieuwe initiatief Sport & Society. Vrijdag zal in Utrecht in het bijzijn van ondermeer vertegenwoordigers van NOC*NSF en het ministerie van VWS een feestelijke aftrap worden gegeven voor het netwerk. Dit gebeurt door de lancering van een logo en een website die vanaf die dag te bezoeken is.

Van Eekeren, zelf als senior adviseur/onderzoeker verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap vindt dat het nieuwe netwerk een bijdrage moet leveren aan de bundeling van het onderzoek en het onderwijs dat op verschillende plekken plaatsvindt. Utrecht heeft volgens Van Eekeren een goede startpositie als centrum van sportonderzoek. “Als je alles bij elkaar optelt, zijn er zo’n zestig medewerkers van de hogeschool en de universiteit betrokken bij het onderzoek en onderwijs naar sport, waaronder vijf lectoren en vijf hoogleraren.”

Ook de komst vorig jaar van het onafhankelijke onderzoeksinstituut het Mulier Instituut naar de Utrechtse Galgenwaard draagt volgens Van Eekeren bij aan een concentratie van kennis in Utrecht; de UU-hoogleraren Paul Verweel en Maarten van Bottenburg vormen het bestuur van dit instituut. Daarnaast zijn verschillende sportbonden in de nabijheid van Utrecht gevestigd.

Uiteindelijk moet Sport & Society uitgroeien tot een landelijk platform waar behalve andere kennisinstellingen ook sportbonden en maatschappelijke organisaties zich bij kunnen aansluiten. Vooral om van elkaar te weten waar ze mee bezig zijn. “Vaak weten mensen niet dat er heel dichtbij dingen gebeuren die voor hen interessant zijn. Dat is binnen de universiteit al zo. De grootste groep medewerkers die iets doen met de maatschappelijke rol van sport zit bij Bestuurs- en Organisatiewetenschap. Maar ook bij Geografie, Economie, Sociale wetenschappen, Pedagogiek en in het UMC richten mensen zich op sport als onderzoeksgebied.”

Van Eekeren denkt daarnaast dat het netwerk kan helpen sportonderzoek zichtbaarder te maken. Dat is volgens hem van groot belang nu universiteiten onderzoeksprioriteiten bepalen. “Sportonderzoek is mogelijk te klein om zelf een universitair zwaartepunt te zijn, maar het zou jammer zijn als het niet gezien wordt. En soms zijn bestuurders onvoldoende op de hoogte van wat er al gebeurt. Daarom moeten universitaire onderzoekers ervoor zorgen dat ze aanhaken bij de grotere thema’s en laten zien dat ze interdisciplinair werken. Binnen de UU gaat het dan vooral om de speerpunten Instituties en Youth & Identity. ”

Het is niet verbazingwekkend dat ook sportonderzoekers van andere instellingen samenwerking zoeken. Amsterdamse en Groningse collega’s van Van Eekeren zijn al enige tijd bezig met het oprichten van een eigen kenniscentrum: het Netherlands Institute for Sport, Science and Innovation (NISSI). Dat initiatief richt zich echter vooral op topsportbeoefening en technologische toepassingen daarbinnen. Van Eekeren: “Een heel ander terrein met heel andere thema’s dan waar wij naar kijken.”

Hoewel er door het kabinet voorlopig een streep is gezet door de organisatie van de Olympische Spelen in Nederland, wordt in het regeerakkoord grote waarde toegekend aan de bindende maatschappelijke rol van sport. Het onderzoek naar die rol krijgt daardoor ook steeds meer aandacht, volgens netwerkmanager Van Eekeren.

In opdracht van NOCNSF, de KNVB en het ministerie werkten Utrechtse onderzoekers de afgelopen jaren al aan diverse projecten die de maatschappelijke betekenis van sportevenementen en sportorganisaties belichten. In het oog springend was bijvoorbeeld het onderzoek waarmee hoogleraar Van Bottenburg aantoonde dat het Nederlandse topsportklimaat minder goed is dan dat van andere landen.

Dat onderzoeksfinancier NWO onlangs voor het eerst een subsidie-ronde openstelde voor projectvoorstellen die zich expliciet richten op sportonderzoek, is volgens Van Eekeren ook een belangrijke vingerwijzing. Utrechtse onderzoekers dingen mee met onderzoeksprojecten waarin gekeken wordt naar de toekomst van de sportvereniging als vrijwilligersorganisatie en naar de betekenis van sport voor kinderen met een beperking. Bij dat laatste project is ook het WKZ betrokken.

Ook voor het onderwijs ziet Van Eekeren mogelijkheden. Zo zouden sportgerelateerde vakken binnen HU en UU gekoppeld kunnen worden. DUB brengt deze week een verhaal over een mogelijke studentenproject waarin het maatschappelijk effect van het WK voetbal in Brazilië in 2014 onderzocht gaat worden. Eerder werd een soortgelijk onderzoek uitgevoerd rondom het WK in Zuid-Afrika. “Ook bij dat soort projecten kan Sport & Society een belangrijke rol spelen.”

Advertentie