Steeds minder kinderen van laagopgeleide ouders gaan studeren

Studentenorganisaties en ook onderwijsminister Bussemaker vinden het ‘schokkend’ dat de ongelijkheid in het onderwijs toeneemt. Ze reageren op het rapport van de Inspectie van het Onderwijs waarin staat dat kinderen van laagopgeleide ouders steeds minder vaak studeren dan kinderen van hoogopgeleide ouders.

Het kind van een arts komt makkelijker op een hogeschool of universiteit terecht dan het kind van een stratenmaker. Ook als ze allebei even slim zijn. Dat probleem is niet uniek voor Nederland, erkent de Onderwijsinspectie, maar de ongelijkheid is hier groter dan in andere landen en neemt bovendien in rap tempo toe.

In 2008 kwam nog 70 procent van de kansarme leerlingen en 72 procent van de niet-kansarme leerlingen uiteindelijk in het hoger onderwijs terecht. In 2015 was dat verschil groter, waarschuwt de inspectie in het zojuist verschenen rapport ‘De Staat van het Onderwijs’. Toen ging 60 procent van de kansarme leerlingen studeren tegen 69 procent van de niet-kansarme kinderen.

De Onderwijsinspectie doet in principe geen politieke uitspraken, maar inspecteur-generaal Monique Vogelzang schrijft in het voorwoord van het verslag dat ze “schrok van de verschillen in kansen”.

Kinderen van laag opgeleide ouders krijgen op de basisschool een lager advies
Het probleem valt niet zo een-twee-drie op te lossen, vreest de inspectie. Al op de basisschool krijgen leerlingen van laagopgeleide ouders vaker een lager advies dan de eindtoets uitwijst, terwijl kinderen van hoogopgeleide ouders juist vaker een hoger advies krijgen van de leerkracht. Die verschillen zijn de afgelopen jaren bovendien toegenomen.

Eenmaal op de middelbare school sturen hoogopgeleide rijke ouders hun kinderen vervolgens vaker naar bijlesklasjes en examentrainingen, het zogeheten ‘schaduwonderwijs’, en regelen ze vaker een medische indicatie als hun kinderen niet mee kunnen komen.

Ook de toenemende selectie in het hoger onderwijs zorgt voor ongelijkheid. Er gaan minder leerlingen van het mbo naar het hbo omdat die route moeilijker is gemaakt, en ook de doorstroom vanuit het hbo naar het wo stokt. Die maatregelen pakken ongunstig uit voor laatbloeiers en dat zijn vaak studenten met lager opgeleide ouders.

Daarnaast stellen steeds meer opleidingen een numerus fixus in. In 2014 was grofweg een derde van de universitaire eerstejaars en een kwart van de hbo-eerstejaars geselecteerd voor zijn opleiding. Vijf jaar eerder was dat nog 25 en 19 procent.

De Onderwijsinspectie waarschuwt voor zelfselectie: opleidingen die een numerus fixus aankondigen trekken onmiddellijk minder mannen en niet-westerse allochtonen, terwijl het aantal studenten met hoge eindexamencijfers juist toeneemt. De inspectie is bang dat sommige leerlingen onterecht vrezen dat ze niet goed genoeg zijn om te worden toegelaten.

Cito-toets weer leidend maken
“Ongewenst”, zeggen minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker in een eerste reactie op ‘De Staat van het Onderwijs’, een lijvig rapport met feiten en cijfers over het Nederlandse onderwijs dat elk jaar verschijnt. “Talent en motivatie moeten uitgangspunt zijn bij je schoolkeuze, niet het inkomen of opleidingsniveau van je ouders.”

De bewindslieden overwegen de eindtoets in het basisonderwijs weer naar voren te halen. Die werd in 2014 later in het schooljaar gepland om het advies van de basisschoolleraar meer gewicht te geven. Maar uit het onderwijsverslag blijkt dat leerkrachten aan leerlingen van laagopgeleide ouders vaker een lager schooladvies geven dan de eindtoets aangeeft. Het is dus maar de vraag of het verstandig was om dit advies belangrijker te maken dan de uitslag van de eindtoets.

Dit zijn alarmerende signalen
Studentenorganisaties ISO en LSVb zijn feller in hun reactie. “Iedereen verdient gelijke kansen binnen het onderwijs en dit zijn alarmerende signalen dat het onderwijsstelsel hierin tekortschiet”, aldus ISO-voorzitter Linde de Nie. “Scholieren moeten beter begeleid worden in hun weg naar het hoger onderwijs.” Volgens LSVb-voorzitter Stefan Wirken “moeten we als samenleving de verantwoordelijkheid nemen om het hoger onderwijs voor iedereen toegankelijk te houden.”

Beide voorzitters hekelen het afschaffen van de basisbeurs vorig jaar. “Door invoering van het leenstelsel en toenemende selectie lijkt onze grootste vrees werkelijkheid te worden: de meest kwetsbare groepen worden het hardst geraakt”, aldus De Nie. “Het onderzoek toont des te meer hoe gevaarlijk maatregelen als het leenstelsel en selectie zijn”, zegt Wirken.

Ook Kamerleden reageren geschrokken op het onderwijsverslag. Volgens D66’er Paul van Meenen “hangt het krijgen van een goede opleiding niet meer af van je talenten, maar van je afkomst.” Jasper van Dijk van de SP schrijft op Twitter dat staatssecretaris Dekker “zich blind staart op selectie” en dat “kinderen van laagopgeleide ouders het nakijken hebben”.

Advertentie