'Tweede studie hoeft maar 4500 euro te kosten'

Krijg je voor het instellingscollegegeld de beste plek in de collegezaal?

Is het instellingscollegegeld nu wel of niet te hoog? De studenten verenigd in Stichting Collectieve Actie Universiteiten zeiden vrijdag tegen de rechter dat universiteiten teveel geld vragen voor een tweede studie. De acht gedaagde universiteiten zeggen van niet. De rechter doet uitspraak op 28 november 2012.

Het instellingscollegegeld is veel te hoog. Volgens SCAU is een universiteit maar 4447 euro kwijt aan onderwijs voor een student die een gamma-opleiding volgt. De Universiteit Utrecht bijvoorbeeld vraagt voor een master rechten ruim 14.000 euro. De universiteit maakt dus winst, terwijl ze volgens de wetgever kostendekkend moet werken, zegt advocaat M. Kalkwiek deze vrijdag 12 oktober voor de rechter in Amsterdam. Een andere conclusie valt volgens de vertegenwoordiger van SCAU niet te trekken. Bovendien wordt door de hoogte van het bedrag het onderwijs voor veel mensen ontoegankelijk.

Inzicht
Op 1 september 2011 stuurde Stichting Collectieve Actie Universiteiten aan de Universiteit Utrecht en zeven andere universiteiten met een rechtenopleiding een dagvaarding om via de rechter het instellingscollegegeld van een tweede rechtenmaster te verlagen. Ook hoopte SCAU, van wie voorzitter Cees Zweistra toen al een masterdiploma Notarieel Recht op zak had en masterstudent Wijsbegeerte aan de UU was, de universiteiten op deze manier te dwingen de hoogte van het bedrag precies te onderbouwen. Pogingen hiertoe leverden tot dan toe onbevredigende antwoorden op.

Maar ook de dagvaarding leverde niet de gewenste antwoorden. Daarom treffen SCAU en de universiteiten elkaar vrijdag 12 oktober voor de rechter. Zweistra, inmiddels afgestudeerd, hoopt nu eindelijk duidelijkheid te krijgen over de opbouw van het bedrag dat universiteiten rekenen voor studenten die na het beëindigen van hun eerste studie, een tweede studie willen gaan doen. “Het wordt een spannende dag”, zegt hij.

De zaak beperkt zich inmiddels niet meer tot alleen een rechtenmaster, maar gaat nu om alle zogeheten volgtijdige studenten, studenten die na het afronden van een eerste, een tweede  opleiding willen volgen. Aan hen mag sinds 2009 het instellingscollegegeld gevraagd worden. Advocaat Kalkwiek rolt de papierwinkel in een koffer die je normaal meeneemt voor een vakantie van drie weken, de zaal binnen. De vier advocaten van de universiteiten onder voorzitterschap van meester W. Pors, zijn meer bescheiden en doen het voornamelijk met digitale versies.

Rekenen
Beide partijen lijken overtuigd van hun gelijk. De drie studenten die de stichting oprichtten, vinden het instellingscollegegeld dat je voor een tweede bachelor- of masteropleiding moet betalen, te hoog. Volgens hun onderzoeken en berekeningen is het gemiddelde bedrag van 4447 euro voor een master van een alfa- of gammastudie zoals rechten een reëler bedrag. Zij kijken naar de kosten die een universiteit maakt voor het geven van onderwijs: bruto salariskosten, huisvesting, diensten, middelen, facility management en overhead.

Dit bedrag is beduidend lager  dan de universiteiten rekenen. Kalkwiek laat in zijn pleidooi rekensommen van verschillende instellingen de revue passeren. Zo schermt Kalkwiek met een onderzoek van de Universiteit Utrecht waarin staat dat de UU 5940,33 euro aan onderwijskosten rekent voor een gammastudent. Dit bedrag vermeerdert de UU vervolgens met 30 procent facultaire overhead, wat resulteert in een bedrag van 7722,43 euro. Maar, betoogt Kalkwiek, omdat de hoogte van de overheadkosten niet nader is verklaard en daar ook niet-onderwijs gerelateerde kosten in zijn opgenomen, dient het bedrag niet met die 30 procent te worden verhoogd.

Oneens
De universiteiten zijn het op alle fronten oneens met SCAU. Ze vinden zelfs dat de rechter de zaak niet ontvankelijk moet verklaren. Studenten die problemen hebben met de hoogte van het instellingscollegegeld, kunnen naar het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. In 2011 en 2012 heeft het CBHO, zo zegt advocaat Pors, 24 zaken behandeld die gingen over het  instellingscollegegeld. Vier studenten hebben deze gewonnen op basis van de bijzondere omstandigheden van die student.

Ander punt waarom de universiteiten vinden dat  deze zaak niet in de rechtbank thuishoort, is dat niet zij, maar de wetgever heeft bepaald dat tweede studies niet meer bekostigd zullen worden. De wetgever heeft gezegd dat universiteiten aan dit type student een instellingscollegegeld mag vragen en dat de instellingen de hoogte daarvan zelf mogen bepalen. “Er is dus geen norm overschreden”, zegt Pors. “De universiteiten zijn van mening, dat zij de vrijheid hebben om het instellingscollegegeld vast te stellen op het niveau dat zij passend vinden.”

De onderbouwing die de verschillende universiteiten aan SCAU hebben gegeven, vinden de instellingen daarom ook afdoende. Bovendien, zeggen de universiteiten, baseert SCAU zich bij haar berekening op verkeerde of verouderde bronnen.

Belangen
De rechter wil na deze zeer lange pleidooien weten welke belangen SCAU verdedigt. “SCAU behartigt de belangen van studenten en aspirant-studenten wat betreft tweede studies. Aspirant studenten kunnen niet naar het CBHO”, zegt Kalkwiek. Daarbij vindt SCAU dat het hoger onderwijs transparant moet zijn over zijn financiën omdat het wordt bekostigd met geld van de samenleving. Ook moet het onderwijs toegankelijk blijven, omdat “de samenleving belang heeft bij breed ontwikkelde mensen.”

De universiteiten zien in deze antwoorden winstpunten. Aspirant-studenten, zegt Pors. Dat zijn wij dus allemaal. In de statuten van SCAU staat niet dat de stichting aspirant-studenten vertegenwoordigt; SCAU kan dus niet voor ze opkomen in de rechtszaal. Daarbij, zegt Pors, zijn we op 12 september naar de stembus gegaan om op te komen voor  transparantie in de financiën, de mogelijkheid tot het volgen van een opleiding en de toegang tot het hoger onderwijs.

Winst of verlies
De rechter sluit de zitting en zegt op 28 november vonnis te spreken. De advocaten en beleidsmedewerkers van de universiteiten verlaten gniffelend de zaal. Ze zeggen het een vondst te vinden om SCAU aan te pakken via haar statuten. De stemming onder de studenten is wat minder. Advocaat Kalkwiek van SCAU maakt zich geen zorgen: “Het is redelijk standaard in dit soort zaken om de statuten in te brengen. Het kan slagen, maar het is natuurlijk geen inhoudelijk verweer. Ik heb ook helemaal geen inhoudelijk verhaal van de universiteiten gehoord en dat is gunstig voor mijn cliënten.”

Dat de zaak niet ontvankelijk verklaard zal worden, lijkt hem onwaarschijnlijk. Aspirant-studenten kunnen niet naar het College voor Beroep, dat kan alleen als je ingeschreven staat als student. Studenten die overwegen een tweede studie te doen, kunnen daar ook niet terecht, want je kan alleen  naar het College van Beroep als je al bij die tweede studie staat ingeschreven. Deze twee groepen zouden dan nergens naar toe kunnen met hun bezwaren. Als SCAU wint, verwacht hij dat de universiteiten met een onderbouwing van de hoogte van het collegegeld moeten komen. “Maar die stap kan de rechter ook overslaan en vonnissen dat de regeling meteen vernietigd moet worden en oud-studenten gecompenseerd moeten worden.”

Advocaat Pors wil geen koffiedik kijken, maar denkt dat de universiteiten sterk staan omdat SCAU niet kan optreden voor aspirant-studenten. Daarbij staan de universiteiten in hun recht omdat de wetgever de instellingen de vrijheid heeft gegeven om de hoogte van het instellingscollegegeld te bepalen. “SCAU is het niet eens met de hoogte van het bedrag, maar daar heeft de rechter ook niets over te zeggen.”

De zaak, zegt hij, is wel redelijk uniek. “Uniek is dat de wetgever dit soort maatregelen neemt. Het is eerder voorgekomen, met de Harmonisatiewet in 1988. Dit keer heeft de wetgever in dezelfde regeringsperiode twee maatregelen genomen, het instellingscollegegeld en de langstudeermaatregel, om een bezuinigingsopdracht te halen. De wetgever heeft daarover zelf al gezegd dat deze op gespannen voet staan met de rechtszekerheid. Universiteiten staan machteloos tegenover deze regelingen. De studenten moeten bij de staat zijn als ze het oneens zijn met deze wet.”

Advertentie