Universiteiten geven ongeveer miljard uit aan matching onderzoeksubsidies

Voor elke euro onderzoeksubsidie moeten de Nederlandse universiteiten 74 cent uit eigen zak bijleggen, blijkt uit een nieuw rapport. Maar dat doen ze graag, zegt Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU.

Als een wetenschapper een mooie onderzoeksbeurs in de wacht sleept of met het bedrijfsleven samenwerkt, moet de universiteit ook over de brug komen. De vakgroep heeft werkruimte en ondersteuning nodig. De onderzoekers maken gebruik van apparatuur en laboratoria. En soms moet de onderzoeksgroep worden uitgebreid.

Zoals het in jargon heet: de universiteiten moeten de onderzoekssubsidies matchen met geld uit hun gewone overheidsfinanciering, de ‘eerste geldstroom’. In principe zijn universiteiten vrij in het besteden van hun eigen budget, maar in de praktijk wordt dus een groot deel ingezet voor matching.

Helemaal niet erg, vindt voorzitter Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU. “Want je kunt het ook andersom zien: onze eerste geldstroom werkt als een hefboom. Hij levert geld op. Dankzij de ‘eerste geldstroom’ verkrijgen we veel onderzoeksgeld, bijvoorbeeld uit Europa.”

Onderzoekssubsidies en financiering uit het bedrijfsleven vormen een steeds groter deel van de universitaire financiering: de omvang is in 10 jaar tijd bijna verdubbeld. In opdracht van de Nederlandse universiteiten en de ministeries van OCW en EZ keken accountants van Ernst & Young naar het bedrag dat universiteiten uitgeven aan matchen van subsidies.

Nederland lijkt geen uitzondering. De uitkomsten van het matchingsonderzoek zijn vergelijkbaar met soortgelijk onderzoek in andere landen, stelt Karl Dittrich. Hij klaagt daarom niet over de grote druk van de subsidies op de eerste geldstroom die wel groot genoeg moet blijven.

Toegegeven, universiteiten verliezen enige vrijheid als ze meer projecten in de wacht slepen dan ze hadden verwacht. Ze houden dan immers minder geld over om naar eigen inzicht te besteden. Maar de wal keert in zo’n geval het schip, meent Dittrich. “Als je in 2014 heel succesvol bent, vraag je in 2015 en 2016 gewoon iets minder aan. Ik was in Duitsland bij de Humboldt-Universität en daar vertelde iemand dat ze daar geen nieuwe projecten konden aanvragen door alle successen in eerdere jaren. Zo gaat dat dan.”

De totale eerste geldstroom bedraagt in Nederland bijna 3,5 miljard euro, waarvan 1,7 miljard voor onderwijs is bestemd en 1,8 miljard voor onderzoek. De ‘matchingsbehoefte’ is meer dan 1,1 miljard euro. Alles bij elkaar zou er voor de universiteiten 653 miljoen euro overblijven voor vrije besteding aan onderzoek, schatten de accountants.

Ernst & Young hebben voor hun onderzoek zes universiteiten onder de loep genomen: TU Delft, TU Eindhoven, Universiteit Maastricht, Wageningen Universiteit, Universiteit Leiden en Universiteit van Amsterdam

Advertentie