Verzwakt concurrentiepositie UU bij één instroommoment master?

Met twee instroommomenten wordt de master een duiventil van in- en uitvliegend verkeer, vindt Rebo-decaan Kummeling.

Is het slim om in plaats van twee keer per jaar maar één instroommoment te hebben voor een master? Als opleidingen van andere universiteiten wel twee startdata bieden, duw je studenten dan niet juist in hun armen?

Tijdens de faculteitsraad van Recht, Economie, Bestuur & Organisatie (REBO) wordt donderdag 13 februari voor het eerst gesproken over de vernieuwing van de masterfase die in september 2016 moet zijn voltooid. Een belangrijke reden om alle masterprogramma’s van de Universiteit Utrecht tegen het licht te houden, is de afname van het aantal masterstudenten. Er zijn meer Utrechtse bachelors die voor een master elders kiezen, dan bachelors van elders die naar de UU komen.

Strategisch niet slim om voor één instroommoment te kiezen
Lid van de faculteitsraad hoogleraar Ton Jongbloed vraagt zich daarom af of het wel zo slim is om het aantal instroommomenten van twee terug te brengen naar één. "Lopen studenten die bijvoorbeeld hun scriptie net niet op tijd afhebben, dan niet weg? Gaan zij niet naar een zusterfaculteit die wel studenten toelaat in februari?"

Decaan Henk Kummeling heeft daar geen pasklaar antwoord op, maar zegt geen groot voorstander meer te zijn van een instroommoment in september én in februari. "Ik was een strong believer in twee instroommomenten in combinatie met de harde knip. Maar dat blijkt organisatorisch moeilijk, bijvoorbeeld omdat we dan het vakkenaanbod dubbel moeten draaien voor relatief weinig studenten."

Met twee instroommomenten is het volgens de decaan bovendien veel moeilijker een echte community te vormen. In het ‘masterplan 2016’ staat dat de Graduate Schools - die verantwoordelijk zijn voor promotietrajecten en masteropleidingen - moeten zorgen voor gemeenschapszin. Want, zo is de theorie, wie zich gezien voelt in een groep werkt beter, harder en met meer plezier. Bovendien zal de student dan later, als alumnus, goede verhalen over zijn opleiding vertellen, zegt Kummeling. Dat kan nieuwe studenten stimuleren om voor Utrecht te kiezen. "Het is moeilijker een onderwijs-community te vormen als de master een duiventil wordt waar iedereen in- en uitvliegt."

Is de harde knip nog wel een echt harde knip?
De decaan vindt het  niet erg als Utrechtse bachelors een master elders gaan doen. "Waar wij energie in moeten steken, is het trekken van bachelors van andere universiteiten." En als het gaat over de eigen student die graag in Utrecht blijft, maar nog een vlekje moet wegwerken om de bachelor af te ronden: “Er zijn oplossingen denkbaar om deze studenten toch aan de master te laten beginnen.”

Maar geven we dan de harde knip op, vraagt Jongbloed. Daarop is het antwoord van de decaan ontkennend. Kummeling: "Er zijn altijd al regels geweest om een oplossing te vinden voor studenten die een onderdeel niet af hebben. Dat blijft zo. De regels zijn er om te voorkomen dat studenten oneigenlijk benadeeld worden."

Jongbloed geeft niet op: "De modale bachelorstudent doet 3,5 jaar over zijn opleiding. Wordt februari dan het instroommoment?" Het antwoord van de decaan is kort en krachtig: "Nee".

Docent Bald de Vries ziet in de discussie vooral een kans voor de medezeggenschap. "Als we de OER (Onderwijs- en Examenregeling, red.) gaan behandelen in de faculteitsraad, kunnen we nader kijken naar de regelingen voor studenten die nog een onderdeel van hun bacheloropleiding moeten afmaken."

Advertentie