Aanzien universiteiten zit in een dip

Na de Tweede Wereldoorlog was de hoop van de natie gericht op de universiteiten. De overheid trok dan ook veel geld uit voor de wetenschap. Tegenwoordig daalt die overheidsbijdrage en constateert universiteitshoogleraar Leen Dorsman dat ook het aanzien minder is geworden. Over dit thema zal op 2 december een symposium plaatsvinden.

De Nederlandse universiteiten zijn in nood. In de laatste 35 jaar is het aandeel voor het wetenschappelijk onderwijs uit het bruto nationaal product gehalveerd, terwijl de universiteiten in aantal en omvang groeiden. Als gevolg hiervan daalt de rijksbijdrage per student al jaren achtereen. Bovendien is door verschillende maatregelen de beleidsruimte van de universiteiten sterk beknot. Des te verontrustender is het daarom dat ook het aandeel uit het bnp dat Nederlandse bedrijven uitgeven aan research & development beneden het Europese gemiddelde ligt. Toch vindt de regering dat Nederland tot de wereldtop van kenniseconomieën moet behoren. De vraag is of deze doelstelling wordt ondersteund door het regeringsbeleid. Komen de bezuinigingen voort uit een goed bedoeld streven de efficiëntie van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te verbeteren? Of is het eenvoudig minachting voor de universiteiten?

Inmiddels is het bijna onvoorstelbaar dat er tijden waren waarin de universiteiten veel prestige genoten en er op grote schaal in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek werd geïnvesteerd. Na de Tweede Wereldoorlog was Nederland in vrijwel alle wetenschappen achterop geraakt en werden enorme sommen op de rijksbegroting uitgetrokken. Veel universiteiten werden uitgebreid met alle bestaande en nieuwe specialismen en studierichtingen. Voor de huisvesting hiervan verschenen in veel universiteitssteden nieuwe universiteitswijken, terwijl Eindhoven en Enschede geheel nieuwe technische hogescholen kregen.

Je zou kunnen zeggen dat in die tijd de hoop van de natie op de universiteiten was gevestigd. Dit suggereert op zijn minst dat de appreciatie van universiteiten fluctueert. Dit komt ook tot uiting in hun zelfbeeld. Veel Nederlandse universiteiten waren en zijn gevestigd in voormalige katholieke kerken en leegstaande kloosters, afdankertjes dus. Maar omstreeks 1900 werden in Groningen en Utrecht midden in de stad indrukwekkende academiegebouwen neergezet. Veel van de klinieken en laboratoria die tussen 1890 en 1940 in de universiteitssteden werden gebouwd, zijn nog altijd markant aanwezig. En ook heel recent nog verrees op veel plaatsen spectaculaire universitaire nieuwbouw en werden oude gebouwen smaakvol gerestaureerd of heringericht.

Als we ruim vier eeuwen Nederlandse universiteitsgeschiedenis bekijken, dan zie we sterke uitschieters naar boven en naar beneden. In de tweede helft van de negentiende stond de universiteit ergens voor, ze werd weliswaar gezien als een geldverslindend instituut, maar ze representeerde toch een nationale wetenschap waar men trots op kon zijn. “Wij hadden toch maar al die Nobelprijswinnaars! Van die trots was echter in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw weinig meer over. De stroperige universitaire overlegcultuur was berucht geworden en synoniem met baantjesjagerij en inefficiënt bestuur. En vandaag? Het is erg lastig te beoordelen. Onderdelen van de medische wetenschap en de natuurwetenschappen spreken nog steeds tot de verbeelding en dat straalt af op de universiteit. Maar hoe schadelijk zullen de affaires rond Diederik Stapel, Roos Vonk en Don Poldermans zijn? En hoewel onze culture wars tussen het populisme en “the rest” lang niet die intensiteit bereikt hebben als wel in de Verenigde Staten het geval is geweest, wij hebben er toch ook last van. Zie het klimaatonderzoek. Het beeld dat bestaat van frauderende en sjoemelende hoogleraren, luie studenten en geldverslindend onderzoek op de vierkante centimeter valt heel moeilijk te bestrijden en bepaalt in negatieve zin het aanzien van de universiteiten.

 

Op 2 december vindt het symposium Het aanzien van de Nederlandse universiteiten in Utrecht plaats. Dit achtste symposium in de reeks Universiteit & Samenleving wordt georganiseerd door Gewina, het Descartes Centre for the History and Philosophy of the Sciences and the Humanities en het Huizinga Instituut. Sprekers zijn onder meer Sijbolt Noorda, Leen Dorsman, Jan Peter Knegtmans, Martijn van den Burg, Ab Flipse en Annelies Noordhof. Hier vindt u meer informatie.

 

Advertentie