De weg kwijt door onpersoonlijke begeleiding

De Utrechtse bachelor Nederlands is op nummer 1 geëindigd in de beruchte Elseviertest. Opmerkelijk, want studenten moeten op de tast hun weg vinden in het duistere doolhof der academische ‘contextcasuskeuzecursussen’. Het onderwijs is goed, de docenten zijn professioneel, maar de organisatie? Die laat veel te wensen over.

- “Ik heb bijna mijn studie met een jaar moeten verlengen. Wist ik veel dat ik zonder die casuscursus niet aan mijn master kon beginnen.” (Masterstudent Nederlandse Taal & Cultuur)
- “Toen ik voor het eerst dat schema zag, dacht ik: leuk. Kleurtjes. Maar wat ik ermee moest? Geen idee.” (Erasmus-studente Nederlandse Taal & Cultuur)

Een bachelor Nederlandse Taal & Cultuur plannen met de juiste vakken is allesbehalve simpel, blijkt al uit deze citaten van mijn medestudenten. En dat is ook mijn ervaring. Cursussen zijn gelabeld met handige termen als ‘academische context keuze’, ‘academische context verplicht’ en ‘academische context verplicht keuze’. Wat het verschil is tussen ‘major verplicht’, ‘major keuze’ en ‘major verplicht keuze’? Na drie jaar studie Nederlands zou ik je enkel kunnen zeggen dat ‘verplichte keuzes’ mij enigszins paradoxaal in de oren klinken.

September 2007, Achter De Dom, voorlichtingsbijeenkomst. Voor de zaal staat een vinnig vrouwtje, met een duidelijk doel voor ogen: implementatie van het studiesysteem bij een nieuwe lichting studenten. Talloze tabellen flitsen voorbij op een wit scherm. Belerende vingertjes worden afgewisseld met quasi-enthousiaste anekdotes over de ideale student. In een waas worden woorden als ‘casuscursus’, ‘ECTS’ en ‘cursuskrant’ in een achterkamertje opgeslagen, om daar vervolgens te verstoffen. We krijgen de tabellenparade mee op papier. De helft van de gehersenspoelden zal binnen een jaar het bestaan van het stencil vergeten zijn.

Dat maakt allemaal niets uit, hoor. In de drie jaar durende studiegolf die volgt, dein je rustig mee op het getij van de semesters. Je meldt je zo nu en dan aan voor wat vakken die je ‘leuk’ lijken of waarbij je het langste kunt uitslapen (leve de vermelding van het timeslot) en je drijft weer een halfjaartje verder.

“Toevallig ben ik terecht gekomen waar ik wilde, maar voor hetzelfde geld had ik gewoon maar wat vakken gevolgd en was ik in mijn laatste jaar erachter gekomen dat ik met dat vakkenpakket helemaal niet zou kunnen worden wat ik wilde worden”, aldus opnieuw een van mijn collega-studenten. Een flinke zin voor een probleem dat gemakkelijk voorkomen kan worden. Studenten moeten af en toe worden wakker geschud. Laat dat belerende vingertje je maar eens wijzen op die casuscursus die je in je onnozelheid nog niet hebt gevolgd.

Ik lijk best een beetje op die ideale student, van een paar alinea´s terug. Ik houd mijn vakken netjes bij en onderneem hele survivaltochten door ontransparante studiesites om goed op de rit te blijven. Toch raak ook ik wel eens de weg kwijt.

Zo heb ik mijn studie met een jaar verlengd omdat ik pas vorig jaar de mogelijkheid van het volgen van een minor journalistiek ontdekte. 1: Het stond nergens op de UU-site. “Het wordt ook aangeboden door de HU”, mailde de studie-adviseuse mij terug. 2: Het stond nergens op de HU-site. “Het is ook alleen voor UU-studenten bedoeld,” antwoordde de administratie van de HU. Daar zit je dan, met je ambities. Dán zou een persoon die je op de hoogte houdt van je studiemogelijkheden toch verrekte handig zijn.

Gelukkig is er de tutor. Dat je als kip zonder kop maar wat aanklooit bij het kiezen van vakken, hoort bij je studieloopbaan – lijken ze bij Nederlands te vinden. “Waar je uitkomt, is waar je hoort,” zei de tutor eens. Dat klinkt op zich niet onredelijk. Wij studeren aan de universiteit. Wij zijn zelfstandig. Wij spuwen op begeleide zelfreflectie. Zo is het toch?

Nou, nee. Op ons pad naar afgestudeerd academicus hoeft ons handje heus niet vastgehouden te worden. Maar als er op dat pad een betere bewegwijzering staat die je wandelroute bevestigt, dan weet je tenminste zeker dat je niet afdwaalt. Een Tomtom is overdreven, maar Google Maps zou best handig zijn. Ofzo.

“Veel studenten willen dat niet,” was het antwoord van de studie-adviseuse die ik confronteerde met mijn onvrede. “Bovendien blijkt al jarenlang uit enquêtes dat onze studenten Nederlands heel blij zijn met de organisatie.” Het beruchte studieonderzoek van Elsevier (oktober 2010), lijkt haar gelijk te geven. De UU heeft een goed rapport: ze laat alle andere universiteiten die Nederlands aanbieden achter zich. Het cijfer voor de organisatie en communicatie bij Nederlands? Een zeven.

Een ruim voldoende is geen goed – laat je door die 1e plaats dus niet misleiden. Mijn ervaringen zijn anders. Bovendien hoor ik van studiegenoten al jarenlang voornamelijk negatieve verhalen. Hoe de studie dan toch bovenaan kan eindigen? Mijn hypothese: de student is te lui om kritiek te leveren. Schuif een enquête onder zijn neus en hij zal met volledige willekeur de bolletjes rechts aankruisen. Op schaal van 1 tot 5 (met 5 als ‘zeer goed’) meestal het 4e – je moet het de universiteit niet té gemakkelijk maken, natuurlijk.

Terwijl de studie-adviseuse verwoed archiefkasten opentrekt op zoek naar papieren bewijzen van tevredenheid om mijn ongelijk te bewijzen, voel ik me gesteund door het hoofd van het departement Nederlands. “Ik vrees dat je vermoedens niet onjuist zijn,” klonk zijn stem door de telefoon. 

Aan de studie-adviseuse als persoon zal het niet zozeer liggen. Ze mag wat angstaanjagend lijken met haar tabellendictatuur, maar wat kan ze anders met zo’n ondoorzichtig studiesysteem? Onbehulpzaam is ze niet. Het zit hem in de afstand tussen student en begeleiding.

Bij Nederlands beschikt iedere jaarlaag over welgeteld één tutor. Dit in tegenstelling tot een studie als Bestuurs- & Organisatiewetenschap, waar een tutor slechts 15 tot 20 studenten hoeft te bedienen. Daar wordt ieder semester in een kort persoonlijk gesprek de studievoortgang besproken. Natuurlijk is de afstand dan minder groot. In drie jaar studietijd heb ik nog nooit een persoonlijk gesprek met mijn tutor (Latijn voor ‘voogd’, nota bene) gehad. Ik vraag me af hoeveel studenten uit mijn jaarlaag  überhaupt de naam van de tutor kent.

Ik heb misschien weinig begeleiding nodig gehad, maar ik ben ervan overtuigd dat er studenten tussen wal en schip vallen. “Het heeft te maken met a. de financiering van de studies en b. het aantal docenten bij een studie”, verdedigt de opleiding zich.

We betalen allemaal 1672 euro collegegeld. Hebben we dan niet evenveel recht op fatsoenlijke studiebegeleiding? Een universiteit met een beetje ambitie neemt geen genoegen met een zeven, maar streeft naar een tien. Mijn noodoproep (luie studenten, blijf zitten):

Is er een kritische student in de zaal?!

 

P.S. Aan de organisatoren van Nederlands: mochten jullie een studiebegeleidingsadviseur nodig hebben – ik houd me aanbevolen.

 

Advertentie