Hard willen rijden, maar bang voor technologie

De maximumsnelheid gaat naar 130 km/uur. Terwijl vrij nauwkeurig berekend kan worden hoeveel extra verkeersdoden per jaar daarvan het gevolg zijn. Het rookverbod voor kleine cafés wordt afgeschaft. En ook die intrekking zal resulteren in extra doden.

Beide maatregelen van het nieuwe kabinet zijn overwegend met gejuich ontvangen. Dat doet vermoeden dat we een risicozoekende samenleving zijn. En dat vermoeden lijkt bevestigd te worden door bijvoorbeeld te kijken naar onze vrijetijdsbesteding. We bungeejumpen, paragliden, helicopterskiën en kitesurfen wat af. En wat leveren al die risico’s op? Respectievelijk een paar minuten tijdwinst op een rit, naar rook stinkende kleding die naar de stomerij moet, en een kortdurende sterk verhoogde hartslag, gepaard gaand met een stoot adrenaline. De conclusie kan dus niet anders luiden dan dat Nederlanders graag bereid zijn grote risico’s te nemen voor relatief bescheiden opbrengsten.

Maar is dat ook zo in alle gevallen? Hoe zit ’t bijvoorbeeld bij de adoptie van nieuwe technologieën? Daar valt mij op dat het plaatje eerder omgekeerd is. Als we kijken naar genetische modificatie van landbouwgewassen, dan is zeker dat deze technologie een bijdrage kan leveren aan opbrengstvermeerdering in de landbouw. Bijvoorbeeld door introductie van ziekteresistentie of droogtetolerantie genen. Opbrengstverhoging in een wereld waar de voedselproductie op dit moment al onvoldoende is en waar deze nog verder onder druk staat (groeiende wereldbevolking, afnemend landbouwareaal) zijn werkelijk relevante opbrengsten. De risico’s van genetische modificatie van landbouwgewassen zijn uitgebreid onderzocht en tot dusverre imaginair gebleken. En toch zijn wij Nederlanders (en met ons de meeste Europeanen) in dit geval geneigd om de imaginaire risico’s zwaarder te laten wegen dan de reële opbrengsten.

Deze aversie tegen de introductie van nieuwe technologieën speelt breder dan alleen de moderne biotechnologie. Ook rondom nanotechnologie wordt het debat al gauw gedomineerd door veronderstelde risico’s, tot aan totaal ongefundeerde angstscenario’s van zelfreplicerende nanobots die de mensheid zullen verdringen en de wereld overnemen. Terwijl nanotechnologie, bijvoorbeeld op het terrein van duurzaamheid (verlagen van de grondstofintensiteit van productieprocessen) belangrijke opbrengsten kan hebben. Of bekijk de situatie rond geo-engineering, een verzamelterm van mogelijke technologische aanpakken om de stijging van de kooldioxide-concentratie een halt toe te roepen. Ook hier weer een mogelijke technologische oplossing voor een reëel en urgent probleem. Hoewel geen van die processen de tekentafel nog ontstegen is, heeft de VN op een recente conferentie over biodiversiteit maar vast een ban over dit hele veld van geo-engineering uitgesproken.

De conclusie dringt zich op dat (westerse) samenlevingen graag bereid zijn om zeer reële risico’s te aanvaarden, zelfs in ruil voor zeer bescheiden opbrengsten, maar niet bereid zijn om onbekende, vaak veronderstelde en zelfs imaginaire risico’s te aanvaarden, zelfs als daar grote reële of potentiële opbrengsten tegenover staan. En die onbekende risico’s zelfs bij voorkeur niet nader wil laten onderzoeken, maar de nieuwe technologie het liefst gelijk verbiedt. Waar die merkwaardige paradox vandaan komt, weet ik niet. Maar ik weet wel dat ze een gevaar is voor de menselijke vooruitgang. Als we willen dat nieuwe technologie een bijdrage kan blijven leveren aan de vooruitgang van de menselijke samenleving, zullen we rationeler naar de balans tussen risico’s en opbrengsten moeten durven kijken.

Advertentie