Philosophische Köpfe, ga niet naar de universiteit

Studeer je voor een baan of vanwege de honger naar kennis. Filosoof Fiedrich Schiller maakte het onderscheid tussen Brotgelehrte en philosophische Köpfe. De eerste groep gedijt volgens Emile Fokkema prima op de huidige universiteit. De tweede groep kan beter wegblijven.

Professor Wijnand Mijnhardt, één van de vier “rebellen” van Science in Transition herhaalde recentelijk tijdens een mede door het bestuur van de Utrechtse faculteit Geesteswetenschappen bijeengeroepen debat nog maar eens de stelling: “we mogen, om met Friedrich Schiller te speken, nooit tweederangs Brotgelehrte afleveren.” Met “we” bedoelde hij de universiteit. Tegenover de huidige promovendifabrieken stond hem een ander ideaal voor ogen: “Welke grote baten heeft een samenleving echter niet bij de opleiding van studenten - en we halen Schiller er maar weer bij - tot volwaardige philosophische Köpfe?”

Het was niet voor het eerst dat er binnen het Science in Transition-debat naar Schiller werd verwezen. Richting het einde van hun position paper haalden de rebellen Schillers begrippen ook al aan: “Het is een  glashelder onderscheid tussen afgestudeerden, gemaakt door Friedrich Schiller aan de vooravond van de grote universiteitshervormingen van rond 1800,” schreven ze.

Voordat ik iets zeg over de positie van een student tegenover het hedendaagse universitaire tumult is het de moeite waard om even wat beter te kijken naar dat verschil tussen de Brotgelehrte en de philosophische Kopf, en wat Friedrich Schiller hier precies mee bedoelde. Het is goed om te kijken naar diens aantreedrede van 26 mei 1789 aan de universiteit van Jena, getiteld “Was heißt und zu welchem Ende studiert man Universalgeschichte?” (te lezen op Wikipedia).

Schiller wil in deze rede, zo zegt hij, eerst iets zeggen over het eigenlijke “nut van uw studies”, waarna hij dan het door Science in Transition aangehaalde onderscheid introduceert (ik vertaal): “Er is een verschil tussen het studieplan dat de broodgeleerde voor zichzelf ontwerpt dat welk de filosoof in de dop verkiest.”

Over de Brotgelehrte zegt hij vervolgens: “het allerbelangrijkste dat [deze Brotgelehrte] aan het begin van zijn academische loopbaan zal moeten doen is dat hij een heel scherp onderscheid moet maken tussen de wetenschappen die hij broodstudies noemt en alle andere wetenschappen, waarin de geest zich slechts in zijn eentje vermaakt.”

Hierna komt Schiller over de philosophische Kopf te spreken, die niet onderscheid, maar juist de eenheid van alle wetenschappen zoekt. Hoe dat ook zij, het punt is duidelijk: de mensen die Schiller hier in twee typen indeelt zijn niet afgestudeerden, zoals Science in Transition beweert, maar juist mensen die op het punt staan aan een academische studie te beginnen. Een groot verschil.

Het gaat hier natuurlijk niet over Schiller, maar om de academische wereld van vandaag de dag. Een correcte lezing van Schiller laat echter wel zien dat het helemaal niet aan de universiteit is om Brotgelehrte dan wel philosophische Köpfe “af te leveren”. Dit kan een universiteit namelijk helemaal niet. Aankomende studenten zijn, in aanleg althans, al lang ingedeeld in de twee door Schiller benoemde typen. Voordat de aankomend student aan zijn studie begint, staat al vast of hij een philosophischer Kopf is of niet; een universitaire studie zal hier niets aan veranderen.

Voor het gros van de studenten in spe is er dus helemaal geen probleem, aangezien ze in meerderheid de aanleg van Brotgelehrter hebben: het type student voor wie, zoals Science in Transition zo overtuigend betoogt, het huidige systeem met een beetje geluk prima functioneert. Maar de kleine minderheid van de philosophische Köpfe, die ook van zichzelf weten dat ze tot die categorie behoren, zal daarentegen goed bij zichzelf te rade moeten gaan of ze zich in de wereld van de Brotgelehrten willen storten. Ik raad het ze in ieder geval van harte af.

Advertentie