Polarisatie tegengaan door een kritische blik en een open gesprek

In het voorjaar van 2019 heb ik voor DUB een opiniestuk geschreven over ‘betutteling’ op de universiteit. Een onderwerp dat toentertijd heel actueel was – denk bijvoorbeeld aan het ‘meldpunt voor linkse indoctrinatie op de universiteit’, waar veel over te doen was. Ook schreef ik over het gebrek aan een open sfeer in collegezalen. We zouden hierdoor te snel oordelen over de ander zonder het gesprek aan te gaan, en de universiteit, schreef ik, houdt deze snelle veroordeling in stand door te stevig één perspectief voor te schotelen en afwijkende meningen niet serieus te nemen. Dat kan zorgen voor toenemende polarisatie tussen links en rechts, iets wat nog steeds heel relevant is, zoals bleek uit de Amerikaanse verkiezingen afgelopen november. Toch zijn er enkele zaken in dat artikel waar ik graag op terug zou willen komen, omdat ik nu na anderhalf jaar tot een iets ander inzicht ben gekomen over ‘betutteling’ en polarisatie en het verband daartussen. En ook al is het anderhalf jaar later, het onderwerp is nog steeds actueel. 

Polarisatie nog steeds een probleem
Ten eerste wil ik benadrukken waar ik het nog wél mee eens ben uit mijn vorige artikel en dat is dat ik polarisatie nog steeds een probleem vind. Het gapende gat dat is ontstaan tussen links en rechts wordt steeds groter en niet alleen in Amerika. Alhoewel misschien in mindere mate, is dat ook in Nederland het geval: links gaat met links om, en rechts met rechts. Nu is dat altijd al wel zo geweest, maar mensen lijken steeds verder verwijderd van elkaar te raken. Vervreemd, bijna. Ik ervaar die verwijdering persoonlijk ook. Dit komt onder andere door sociale media-bubbels, gepaard met fake news, die soms zelfs zo ver gaan dat ze leiden tot complottheoriën en wetenschapsscepsis. Maar dit komt ook door cancel culture, waarbij mensen (vaak beroemdheden en bedrijven, maar ook ‘gewone’ sociale media gebruikers) te schande worden gemaakt om bepaalde meningen die ze hebben gedeeld op hun platforms. Dit is ook problematisch, omdat het vaak een overhaaste generalisatie betreft en dus een averechts effect heeft. Met als resultaat: meer onbegrip, meer vervreemding.

Geen enkel vakgebied is neutraal
Ik ben het er dus nog steeds mee eens dat polarisatie vandaag de dag een groeiend probleem is. Het punt waar ik echter over van mening ben veranderd, is de rol van de universiteit in deze kwestie. In mijn vorige stuk schreef ik dat ik het onderwijs te eenzijdig vond, en dat ik graag iemand voor de klas zou willen hebben die me ook een heel ander perspectief kan geven. Het is echter wel zo dat het vakgebied van genderstudies, waar ik het over had in mijn vorige artikel, ook voortkomt uit het activisme, dus het is ook logisch dat het een bepaalde politieke insteek heeft. Dat is het hele doel van de discipline. Ik denk ook dat ik in mijn vorige artikel de term intersectionality toen verkeerd heb begrepen.

Bovendien is geen enkel vakgebied echt helemaal ‘neutraal’. Het is niet het probleem dat docenten ons zouden ‘beïnvloeden’ met hun eigen ideeën. Elke docent heeft een eigen wereldbeeld en dat maakt het voor hen onmogelijk om helemaal zonder oordeel te zijn. Daarbij zijn ook niet alle perspectieven even onderbouwd of even overtuigend. Ik hoef geen klimaatscepticus voor de klas.

Pas je kritische blik toe
Daarom zou ik ook niet meer per se willen pleiten voor meer diversiteit aan meningen voor de zaal of in de curricula. Het probleem is niet dat we te weinig meningen voorgeschoteld krijgen, maar het probleem is dat er te weinig oprechte pogingen worden gedaan om in het perspectief van de ander te kruipen wanneer we worden blootgesteld aan die meningen.

We worden aangeleerd om kritisch te zijn (ook op de theorieën die we voorgeschoteld krijgen) en zelf onderzoek te doen naar ‘de andere kant van de medaille’ - die kritische blik mogen we dan ook toepassen. Maar er is alsnog veel polarisatie, onbegrip en cancelling. Daarmee leren we elkaar niet begrijpen en worden we ongenuanceerd en soms zelfs agressief. Hoe komen we dan tóch dichter bij elkaar?

Meer ruimte voor open discussie
Het antwoord op die vraag schijnt toch deels te vinden in mijn vorige opiniestuk: er zou veel meer ruimte moeten zijn voor open discussie. Ook binnen vakgebieden als mediastudies of genderstudies waar men vaak al aanneemt dat de meerderheid dezelfde mening deelt. We moeten vooral onszelf, student of docent, aanleren om open te staan voor afwijkende meningen, zodat we anderen niet van ons vervreemden. Alleen door te luisteren naar elkaar kunnen we proberen om op één lijn komen. Dat moet ook in de (digitale) collegezaal.

Daarnaast is een andere oplossing een open sfeer creëren door kritischer na te denken, niet alleen over anderen, maar ook over jezelf en je eigen standpunten. Er zou meer begrip voor verschil moeten zijn: en dat kun je ook op de universiteit serieuzer cultiveren, bijvoorbeeld door in cursussen waarin wetenschappelijk debat centraal staat, expliciet het doel te stellen om respect voor verschillende interpretaties of standpunten te ontwikkelen, of om een onderzoekende houding naar afwijkende of zelfs verwerpelijke standpunten te versterken.

Vuur met vuur bestrijden heeft geen zin
We zouden veel serieuzer ons best moeten doen om andermans standpunt te begrijpen, ook wanneer die afwijkt of zelfs onwenselijk is en grenzen over gaat, zoals bij seksisme en racisme. Als iemand iets seksistisch of racistisch zegt, is boosheid en veroordeling een logische eerste reactie, maar vuur met vuur bestrijden heeft geen zin. Uiteindelijk moeten we op het punt komen om te kunnen begrijpen waaróm iemand iets racistisch of seksistisch zegt. Alleen zo kunnen we racisme en/of seksisme juist tegengaan en structurele verandering bereiken.

Dit is overigens geen All Lives Matter verhaal. Het is van belang om ons hard te blijven maken voor achtergestelde en/of onderdrukte groepen, want die zijn er wel degelijk. Maar het mag ons niet zo uit elkaar drijven als dat het nu doet.

Kortom: het is belangrijk dat we kritisch blijven op de literatuur die ons voorgeschoteld wordt, en hierover het gesprek aan durven gaan, ook met mensen búiten je bubbel. De algoritmes van sociale media hebben misschien voor ons bepaald welke informatie we tot ons nemen, maar we bepalen zelf nog hoe we offline met elkaar omgaan. Dit is niet de taak van de docenten op de universiteit of de curricula, zoals ik in mijn vorige stuk beaamde. Dit is de taak van ons allemaal.

Zoals ik ook in mijn vorige artikel schreef: ‘Studenten zijn volwassen mensen die zelf ook kritisch op een standpunt kunnen reflecteren.’ Daar blijf ik bij. Het is alleen niet de materie die moet veranderen, het is onze houding.

 

Advertentie