Zorg voor saamhorigheid aan de Drift

Door de recente verbouwingen aan de Drift is de fysieke scheiding tussen studenten en docenten groter geworden. Zonde, vindt universiteitsraadslid Sven Hermans.

Al geruime tijd wordt er flink verbouwd en gerestaureerd aan de Drift in de binnenstad. Niet alleen is de Universiteitsbibliotheek begin dit jaar verwend met een gloednieuwe vleugel, ook verschillende departementen en studieverenigingen hebben een nieuw onderkomen gekregen.

Hoe mooi deze nieuwe locaties ook mogen zijn en hoe efficiënt de nieuwe inrichting van departementen ook mag ogen, er hangt wel een prijs aan.. Niet langer wordt er fysiek invulling gegeven aan de gemeenschap die verschillende onderdelen met elkaar vormen.

Laat mij het voorbeeld nemen vanuit mijn eigen opleiding Geschiedenis. Voorheen zat het departement Geschiedenis in Drift 10. Niet alleen kon je daar terecht bij de studieadviseur, ook de docenten hadden er hun kantoor en in de kelder werd je altijd warm onthaald door de UHSK, de studievereniging van Geschiedenis.

Na de verhuizingen op de Drift zitten de docenten (veelal op ‘flexwerkplekken’ of gedeelde kamers) in Drift 6 en moet men voor een bezoek aan de UHSK via de tuin van de bibliotheek naar Drift 21 waar de studievereniging in een hoek op de eerste verdieping is weggemoffeld. Studenten en docenten lopen elkaar niet langer tegen het lijf en treffen elkaar alleen nog maar in de collegezaal. Een notie van een academische gemeenschap lijkt hier ver te zoeken.

Vergeten lijkt te zijn hoe belangrijk het is om het gemeenschappelijke van docenten en studenten te cultiveren. Juist als docenten en studenten dicht bij elkaar staan, ontstaat er iets moois. Het is de laagdrempelige, voortdurende interactie die wetenschappelijk onderwijs zo bijzonder maakt. Daar moet ruimte voor zijn en dus ook in fysieke zin.

Het bestaan (en de ligging!) van de Uithof maakt dit tot een ware opgave maar desalniettemin zijn er momenten genoeg dat de universitaire gemeenschap zich haar eenheid herinnert. Mooie voorbeelden hiervan zijn de opening van het academisch jaar en de viering van de Dies Natalis.

Maar zou het niet veel beter zijn als hier ook in de dagelijkse praktijk meer aandacht voor was? Hoe groot faculteiten, departementen en opleidingen ook mogen zijn, het moet toch mogelijk zijn hen samen te brengen, met name in de kleine binnenstadlocaties?

De oplossing lijkt mij heel eenvoudig en de mogelijkheid er toe bestaat al. In plaats van dat een docent in de middag zijn boterham alleen op zijn werkkamer oppeuzelt, gaat hij of zij lekker in de kantine van de faculteit zitten. Docenten zijn meer dan welkom om zich onder de studenten te mengen en ik denk dat menig student hier open voor staat.

Dit betekent dus ook dat studenten even hun laptops en smartphones aan de kant leggen voor echt menselijk contact en echte interactie. Op deze manier kan op een prettige manier invulling worden gegeven aan het individuele contact tussen docent en student, buiten collegetijden om. 

 

Dit artikel verscheen eerder op de website van VUUR, een van de studentenpartijen in de universiteitsraad.
 

Advertentie