Bachelorscriptie wijst op hoog burn-outrisico bij promovendi

Bij ongeveer een kwart van de promovendi ligt een burn-out op de loer. Dat concludeert student Jacinta van den Bor-Van Leeuwen in haar scriptieonderzoek waarmee zij vorig jaar de bachelor Algemene Sociale Wetenschappen voltooide. De betrokken promovendi ervaren een zo hoge werkdruk dat hun functioneren negatief wordt beïnvloed.

Opgemerkt dient te worden dat de studente zich baseert op nog niet gepubliceerde criteria die werden opgesteld door de ontwerper van haar vragenlijst. De ondervraagde promovendi blijken in 27 procent van de gevallen kenmerken te vertonen die passen binnen die criteria. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er ook werkelijk een burn-out is gediagnosticeerd, maar de bevindingen lijken aan te sluiten op recente berichtgeving over werkgerelateerde en psychologische problemen bij promovendi.

Student Anneloes Baan schrijft in haar scriptie dat promovendi een hogere werkdruk ervaren naarmate ze minder tevreden zijn over hun werk. Vooral de begeleiders kunnen promovendi helpen door geregeld en gestructureerd feedback te geven, blijkt uit de onderzoeksresultaten van Anneloes.

Balans onderzoek en onderwijs geven
De twee studenten baseren zich op een vragenlijst die is ingevuld door 210 Nederlandse promovendi. Vrouwen blijken gemiddeld een hogere werkdruk te ervaren dan mannen en zijn daarnaast ook minder tevreden over hun werk. Er zijn ook verschillen per vakgebied. Promovendi in de sociale wetenschappen ervaren significant meer werkdruk dan wis- en natuurkundigen; de overige disciplines ontlopen elkaar niet veel. Baan: “De wis- en natuurkundigen hoeven waarschijnlijk minder tijd aan onderwijs te besteden; ze hebben dus meer tijd en ruimte voor hun onderzoek.”

De twee scripties bevestigen theorieën die ervan uitgaan dat lage werktevredenheid in verband staat met de ervaren werkdruk en dat werkdruk van belang is voor het risico op burn-out. Bij promovendi wordt de werktevredenheid volgens Anneloes onder meer bepaald door de balans tussen onderwijs en onderzoek, de kwaliteit van het onderwijs dat ze zelf volgen, de werksfeer op de afdeling en duidelijkheid over het toekomstperspectief binnen of buiten de universiteit. Maar de kwaliteit van de begeleiding is verreweg het belangrijkste. Als promovendi negatief oordelen over deze factoren, wordt de werkdruk sneller als ‘hoog’ ervaren.

Het verband tussen de ervaren werkdruk en burn-outverschijnselen komt volgens Jacinta in haar scriptie duidelijk naar voren. Jacinta: “Iemand hoeft niet per se gebukt te gaan onder hoge werkdruk. Promovendi kunnen werkdruk ook als uitdaging zien. Maar een grote groep promovendi heeft daar dus wel problemen mee.”

Het talentmanagement van universiteiten
De twee studenten plaatsen hun onderzoek in een context van alsmaar groeiende aantallen promovendi en steeds minder begeleidingstijd bij supervisors en andere collega’s. Tegelijkertijd neemt de druk op promovendi om artikelen te publiceren toe en wordt het uitzicht op een vaste baan bij de universiteit steeds troebeler. In Amsterdam bleek onlangs al meer dan 30 procent van de promovendi tekenen van depressie te vertonen.

Volgens begeleidend bachelordocent Pieter de Bordes wordt er maar mondjesmaat onderzoek gedaan naar wetenschappelijk personeel dat onder aan de loopbaanladder staat. Daarom besloot hij met zijn afstuderende bachelorstudenten de positie van promovendi onder de loep te nemen.

“Je hoort zoveel verschillende verhalen over hoe er met promovendi wordt omgegaan. Sommigen worden hoofdzakelijk klaargestoomd om een boekje af te maken, zonder dat men voldoende stilstaat bij de al dan niet academische carrière van de promovendus. Andere promovendi krijgen veel meer kansen om zich breder te ontwikkelen. Wij wilden wel eens weten hoe het talentmanagement bij universiteiten werkt vanuit de beleving van promovendi.”

De Bordes is behoorlijk geschrokken van het hoge percentage van promovendi met burn-outverschijnselen. Uit het onderzoek van Jacinta blijkt bovendien dat intrinsiek gemotiveerde promovendi een lagere werkdruk ervaren en dus ook minder hoog scoren op burn-outverschijnselen. Met andere woorden: als promovendi minder gemotiveerd zouden zijn, waren er mogelijk nóg meer promovendi met burn-outverschijnselen.

De universiteit lijkt daarmee het enthousiasme en de betrokkenheid van promovendi te verzilveren. De Bordes: “Er is niet gemeten of promovendi meer of minder gemotiveerd zijn voor hun werk dan andere beroepsgroepen. Maar je mag er toch welhaast van uitgaan dat promovendi in grote mate gedreven worden door een eigen motivatie voor het doen van onderzoek. Voor het salaris of het baanperspectief binnen de academische wereld hoef je het niet te doen en zijn er genoeg mooie alternatieven nadat de master behaald is.”

Investeren in begeleiding
Universiteiten en begeleiders hebben een mogelijkheid om de ervaren werkdruk van promovendi terug te dringen en daardoor de kans op burn-out te verlagen. Volgens Anneloes Baan kan dat door de werktevredenheid te vergroten. Daarbij hebben begeleiders een doorslaggevende rol. Zij kunnen hun promovendi helpen door met regelmaat ontmoetingen te plannen en in ruime mate beschikbaar te zijn voor feedback. Universiteiten zouden volgens haar in die aspecten moeten investeren. Anneloes: “Het verbaasde me hoeveel impact die begeleiding volgens mijn gegevens heeft, maar promovendi die ik later sprak, bevestigden dat beeld. Werkdruk heeft iedereen, maar daar leer je mee om te gaan als je begeleider tijd voor je maakt.”

Docent Pieter de Bordes probeert op dit moment de bachelorscriptie van drie andere studenten te verwerken tot een wetenschappelijk artikel. Zij hadden kwalitatieve interviews met promovendi en spraken diepgaand over hun begeleiding. Ook hun gegevens benadrukken het belang van de rol van de begeleider.

De Bordes: “Ik loop wat vooruit op de resultaten, maar wat de promovendi betreft, zouden vooral de organisatorische kwaliteiten van de begeleider meer ontwikkeld mogen worden. Hoe hard zijn deadlines? Is iemand bereikbaar op momenten dat hij zegt dat hij bereikbaar is? Veel promovendi hebben grote behoefte aan dat soort duidelijkheid. Tegelijkertijd willen ze graag dat de begeleiding goed wordt afgestemd op hun eigen wensen; niet elke promovendus vraagt hetzelfde.”

Volgens De Bordes helpt het bovendien als begeleiders zich niet blindstaren op de publicaties, maar aandacht hebben voor de bredere professionele ontwikkeling van promovendi. “Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat je iemand de ruimte geeft om een basiskwalificatie onderwijs te halen, congressen laat bezoeken, extra cursussen laat doen ...”

Aan het denken gezet
Jacinta doet op dit moment in het kader van de master Strategisch Human Resource Management een onderzoek naar het welzijn van docenten in het voortgezet onderwijs. Zij ziet zichzelf nog niet zo snel als promovendus aan de slag gaan: “Ik vind het doen van onderzoek erg leuk, maar ik heb ook wel veel zin om straks als organisatieadviseur aan het werk te gaan.”

Anneloes volgt op dit moment de eenjarige master Sociale & Organisatiepsychologie. “Ik vind het interessant om de sociale aspecten van een organisatie te onderzoeken. Of ik erover denk om te gaan promoveren? Dat doe ik inderdaad af en toe wel, maar ik moet toegeven dat de uitkomsten van mijn bachelorscriptie me behoorlijk hebben afgeschrikt.”

Lees de scripties van Jacinta (pdf) en Anneloes (pdf).


Het Utrechtse promovendi-overleg Prout maakt zich zorgen 

In een mailreactie zeggen Kees Mulder en Bart Ferguson, twee bestuursleden van Prout, : “Het zou absoluut niet zo moeten zijn dat promovendi al in de eerste fase van de loopbaan in een burn-out terecht komen. Daarnaast is er een groot belang voor de universiteit, omdat mentale problemen de voortgang van een promotietraject ernstig kunnen schaden.”

De twee verwijzen naar de door de twee studenten eveneens aangehaalde studie naar depressie bij UvA-promovendi, maar ook naar een recente Belgische studie die spreekt van een dubbel zo groot risico op psychische problemen bij PhD’s dan bij vergelijkbare hoogopgeleide groepen. Ze zijn derhalve niet verbaasd over wat er in de bachelorscripties wordt gesuggereerd.

“Promovendi staan aan het begin van hun loopbaan, en hebben een bijzonder soort werk, dus vormen zij een risicogroep voor mentale problemen. Het is daarom van groot belang om promovendi goed in de gaten te houden en te ondersteunen waar nodig.”

Prout vindt dat er door alle betrokken partijen stil moet worden gestaan bij mogelijke problemen bij promovendi, zowel in de begeleiding als binnen faculteiten en graduate schools. Ook moeten promovendi terechtkunnen bij anderen dan hun supervisor om zaken te bespreken, bijvoorbeeld bij een mentor. Prout suggereert daarnaast het aanstellen van een kostenloze psycholoog speciaal voor promovendi, zoals bijvoorbeeld in Delft het geval is. “Het is voor promovendi vaak een grote stap om naar een psycholoog te stappen binnen de reguliere gezondheidszorg, een probleem dat nog sterker speelt bij internationale promovendi.”


Druk op promovendi krijgt meer aandacht

Utrechtse graduate schools merken dat werkdruk en psychische problemen op dit moment belangrijke thema’s zijn voor promovendi. Bij Sociale Wetenschappen heeft de PhD-council het onderwerp geagendeerd voor gesprekken met leidinggevenden en wordt er door de graduate school gekeken of er actie moet worden ondernomen.

Ook bij de Graduate School of Life Sciences (GSLS), waar verreweg de meeste Utrechtse promovendi werken, “leeft het” volgens Saskia Ebeling, directeur van het PhD Course Centre. In de jaarlijkse enquête onder de promovendi vraagt de PhD-council van de GSLS er dit jaar voor het eerst expliciet naar.

Volgens Ebeling neemt de GSLS de signalen serieus. Dat blijkt volgens haar onder meer door het inrichten van een course centre. “We ontwikkelen nu trainingen voor promovendi die willen leren omgaan met zaken als druk en stress. We merken dat daar behoefte aan is. Er is nu sinds kort een cursus mindfulness. Voor mensen die dat niet aantrekkelijk vinden, werken we nog aan twee andere trainingen op het gebied van stressmanagement.”

Voor de begeleiders van lifesciences-promovendi start na de zomer een nieuw programma waarbij de ‘coachende rol’ van supervisors centraal staat. “Daarbij gaat het voor een deel om informatie verstrekken over het PhD-traject aan de UU, maar daarnaast gaan deelnemers aan de hand van cases met elkaar in gesprek. Hoe doe jij dat? Wat werkt en wat niet?”

Op universitair niveau zijn er leergangen voor hoogleraren, universitair hoofddocenten en onderzoeksleiders. Binnen die leergangen is er ook aandacht voor vaardigheden die van belang zijn bij de begeleiding van promovendi, bijvoorbeeld communicatievaardigheden of inspirerend vermogen. Voor promovendi die een beter zicht willen krijgen op hun loopbaanmogelijkheden binnen of buiten de wetenschap, iets wat volgens verschillende bronnen van belang is voor de werktevredenheid, is er een tweedaags ‘PhD Activating Career Event’ (PhACE).

Promovendi die problemen ervaren kunnen bovendien besluiten om naar een universitaire ombudsman, vertrouwenspersoon of mentor te stappen. Ook kunnen medewerkers van bedrijfsmaatschappelijk werk worden ingeschakeld. Verder kunnen promovendi natuurlijk aankloppen bij hun eigen huisartsen of bij psychologen.

Advertentie