‘Onze generatie wil platte, herkenbare grappen’

 De Utrechtse studenten Thijs Tervoort en Jip de Poorter van cabaretkwartet Jeroens Clan staan woensdag 26 oktober in de halve finale van het Groninger Studenten Cabaret Festival (GSCF). Over chaotische repetities, studentenhumor en toekomstambities. “Theo Maassen begon ook ooit bij het GSCF.”

Brabant 2004. Op het podium van het Heerbeck College in Best staan vier brugklassers. Ze geven een cabaretshow weg en ervaren voor het eerst dat de lach van het publiek aanstekelijk werkt. In de vijf jaar die volgen, blijft het cabaretkwartet de vaste act onder de naam Jeroens Clan. Anno 2011 staan ze op de planken in de twee dagen durende halve finale van het Groninger Studenten Cabaret Festival (GSCF).

Jip (19) en Thijs (20) studeren in Utrecht. Jip Nederlands en Thijs Theater-, Film- en Televisiewetenschappen. Ze geven nauwkeurig antwoord op vragen maar af en toe stranden ze in een discussie. Toch wordt er vooral gelachen. Thijs waarschuwt: “Soms zijn we zo melig dat we gewoon maar wat zeggen in interviews. Laatst vertelden we dat onze volgende show een parodie is op de raadsvergadering. Onzin. Maar DUB nemen we natuurlijk heel serieus.”

Hoe ziet een repetitie van Jeroens Clan eruit?

Thijs: “We zitten heel serieus met de laptopjes op schoot. Het is echt niet grappig.”

Jip: “Maar voor we beginnen, zitten we wel een uur te ouwehoeren. Ik zal even een beeld schetsen. We spreken altijd in Best af. We repeteren daar twee of drie keer per week bij iemand thuis, een repetitie duurt tweeënhalf uur. Het eerste anderhalf uur zitten we idioot te doen en als een stel debielen met elkaar te kletsen. Dan hebben we nog een uurtje over. Dat is het moment waarop Bram steevast roept dat zijn moeder de vis in de oven heeft gedaan en dat hij dus weg moet.”

Thijs: “En dan zeggen wij: ‘Helemaal niet, we gaan beginnen’. Dan toveren we de laptops uit onze tas en gaan elk zinnetje uit de show bekritiseren. Elk accentje, elk woord en elk gebaartje wordt grondig door ons filter gehaald.”

Jip: “Gelukkig vinden we wel dezelfde dingen grappig, dus dat scheelt een hoop discussie.”

Improviseren jullie nooit?

Thijs: “Nee, zodra we improviseren willen we allemaal de leukste zijn. Wat dat betreft zijn we echt vier haantjes.”

Jip: “Daarom bedenken we alles vooraf. Dat heeft wel als consequentie dat we geen echte interactie hebben met het publiek.”

Thijs: “Als we meer zouden improviseren, zouden we inderdaad interactiever kunnen zijn. Maar het risico met improvisatie is dat het publiek stil kan vallen. Nu staat elke grap vast, dus elke show is dezelfde. Als de zaal een keer niet lacht, ligt het niet aan ons.”

Alles per woord uitschrijven, kost veel geduld. Hebben jullie wel tijd voor je studie?

Thijs, lachend: “Nou, we hebben inderdaad gemerkt dat Jeroens Clan studietijd slurpt. Dat zagen we jaren geleden al. Halverwege de middelbare school werd cabaret zo belangrijk dat ik wel merkte dat mijn cijfers achteruit gingen. Eén van ons is blijven zitten en ik vermoed dat cabaret daar schuldig aan is.”

Jip: “Nou, Thijs, ik vind het best meevallen. Ik heb er eigenlijk nog nooit last van gehad. Hoewel, laatst had ik wel een onvoldoende…”

Thijs: “Dat werd verdomme eens tijd. Je hebt in al die jaren nog nooit een vier gehaald, man.”
Jip: “Ha,ha, je wil je met mij identificeren, maar ik ben meer dan jij een streber. Maar met deze Groningermaanden valt die onvoldoende er toch echt. Streber of niet, cabaret staat op de eerste plaats.”

Hebben jullie ooit overwogen met je studie te stoppen en fulltime cabaret te gaan doen?

Jip: “Ik wil mijn studie juist gebruiken voor cabaret. Met de studie Nederlands leer je over poëtisch schrijven, metriek, metaforen en dergelijke. Het is dus niet het één of het ander. Maar de voornaamste reden dat ik doorstudeer, is omdat cabaret geen baangarantie heeft. De studie Nederlands is dus een achter-de-handje.”

Thijs: ‘Leven van cabaret is lastig. Als groep moet je dan vier keer per week optreden. Het duurt nog even voor we zo ver zijn.”
Jip: “Na het GSCF beginnen we met een avondvullende show, dat is wel een stapje hoger. Maar ik maak toch mijn studie af.”

Tijdens de try-out shows van het GSCF laten de jongens vooral stereotypes zien. Eén daarvan is de hockeymeisjes-act. Met hoge stem kletsen ze over de aanschaf van  Björn Borg-onderbroeken, de eikelpiercing van hun trainer en hoe ze Wesley's geslacht blauw hebben gezogen.  Het publiek zit regelmatig te schateren van de lach. 

Hoe kijk je terug op de try-outs?

Thijs: “Met een enorme grijns. En dat doet het publiek volgens mij ook.”

Jip: “Ja, vrienden die in de zaal zaten, durfden het publiek zelfs lyrisch te noemen. Maar we hebben de show dan ook grondig gerepeteerd.”

Zijn studenten een goede doelgroep voor jullie shows?

Thijs: “Normaal gesproken bestaat ons publiek vooral uit dertigers, mannen met bierbuiken, ha, ha. Maar te zien aan het GSCF-succes passen we dus ook bij studenten.”

Jip: “Studenten herkennen zich denk ik in onze sketches. Onze generatie wil platte en herkenbare grappen. Als een stel stoere jongens op het podium heupwiegend breezersletjes staat na te doen, vinden studenten dat hilarisch. Maar misschien willen zij nog wel plattere humor. Roep één keer ‘neuken’ en je kunt ze opvegen. Dat laatste vinden we zelf een beetje makkelijk. Plat is leuk, maar er moet wel diepgang in zitten.”

Is plat de manier waarop we jullie humor kunnen omschrijven?

Jip: “Nee, meer spiegelend. We zetten de samenleving een spiegel voor. In de breezersletjes-sketch bijvoorbeeld laten we zien hoe ordinair en leeghoofdig die jonge meisjes zijn. Maar we nemen ook de oh-zo tolerante Jordanezen op de hak, die vervolgens zelf homo’s, moslims enzovoort op de hak nemen.

De jongens van Jeroens Clan bekritiseren niet alleen anderen, maar ook zichzelf.  De hockeymeisjes die ze spelen beoordelen het uiterlijk van de jongens uit Jeroens Clan. ‘Die Matthias is een lange slungel’, vinden de hockeymeisjes. ‘Thijs heeft een wijvenkapsel met enorme inhammen en Jip heeft een artistieke kuif, maar wel slome ogen.’

Waren jullie zenuwachtig tijdens de try-outs?

Jip: “Ik heb geen enkele last van zenuwen tijdens het optreden. Als ik eenmaal op het podium sta, is het echt.” Jip schreeuwt, “BAM.”

Thijs: “Nog zo’n pluspunt van niet improviseren, je weet precies waar je aan toe bent.”

Wat betekent het GSCF voor Jeroens Clan?

Thijs: “Het is voor ons vooral een opstap. Het GSCF schuift nu financieel gezien helemaal geen cent, maar is op lange termijn goud waard, begrijp je?”

Vertel.
“Het is het op drie na grootste cabaretfestival van Nederland en België en het grootste studentenfestival. Je krijgt een naam in het hele land.  We zien het dus als opstap naar een professionele carrière. Als je kijkt naar wie er jaren geleden wonnen, Theo Maassen bijvoorbeeld in 1990…”

Jip: “Er zijn veel concurrenten. Maar wij maken wel een kans. We zijn lekker normaal met een flinke scheut gekheid aan de binnenkant.”

Het GSCF
Dit jaar vindt het festival voor de 25e keer plaats.  Het festival is georganiseerd door en voor studenten. Het doel van het GSCF is om studenten een podium te bieden waarop ze hun kunsten kunnen laten zien. De halve finalisten toeren sinds september door het land met de try-out shows. Op 26 en 27 oktober is de halve finale waar zes acts het in een uitverkochte schouwburg in Groningen het tegen elkaar opnemen. Donderdagavond wordt bekendgemaakt welke drie acts in de finale staan op vrijdag 28 oktober. Er zijn drie prijzen te winnen: de juryprijs, de persoonlijkheidsprijs en de publieksprijs. De drie finalisten zullen vervolgens in het land optreden met de Finalistentour, een tournee die tot en met februari duurt. In 2008 won de Utrechtse cabaretgroep Kurk de juryprijs.

Advertentie