The dead of de gladiolen?

Aan: Joop@engelsecultuurfanaten@uu.nl
Betreft: The dead of de gladiolen
Bijlage : hollow tree

Ha Joop,

Ik zit net je nieuwjaarstoespraak voor de medewerkers van de Bestuursdienst te herlezen. Knap hoor! Een heel werkje om elk jaar weer een inspirerende peptalk voor die alsmaar groter wordende menigte in het Bestuursgebouw te verzinnen! Like fornicating rabbits they grow in numbers!

Je begon je speech in het Engels. Op de een of andere manier lukt het me zelden om in het Engels sprekende Nederlanders goed te volgen. Ik begrijp er nooit een hout van. Ik was ook net van plan om de zaal te verlaten toen je toch maar weer over ging in het voor ons zo dierbare, emotioneel begrijpelijke Nederlands.

Toen had ik meteen een echt probleem. Je probeert ons duidelijk te maken dat het niet ondenkbaar is dat we binnenkort Engels als voertaal hebben in de Universiteit Utrecht.

Je beschrijft een Engelstalige werknemer die een mailtje krijgt: of hij zijn vensterbank wil leegmaken voor de glazenwassers. “Maar wie de Nederlandse taal niet machtig is en die niet een collega kan, wil of durft vragen, moet dan terugvallen op de vertaalcomputer van Google”, vertel je. En dat hij vervolgens uit zijn Google vertaling onzinnig Nederlands krijgt.

Joop, deze medewerker hoort niet thuis aan onze universiteit. Als hij zijn collega niet kan of durft te vragen naar iets wat hij niet begrijpt, is hij ongeschikt voor elk werk, en niet alleen voor onze universiteit. Een sociale werkplaats lijkt me dan de aangewezen omgeving voor deze emotioneel- of verstandelijk gehandicapte.

Als hij het niet wil hoort hij hier ook niet thuis. Mensen die iets niet willen vragen wat ze niet begrijpen horen sowieso niet thuis in een universitaire omgeving. Ook niet in de ondersteunende diensten.

Toen ik hier ooit in de vorige eeuw Wijsbegeerte kwam studeren, zaten de filosofen nog in hun ivoren toren, het Van Unnikgebouw. Bijna alles was anders. Ik had het idee dat er meer hoogleraren en docenten dan studenten waren. Studenten waren lastig en bijzaak. Je kende iedereen en moest je best doen om een tentamenafspraak te krijgen!

Ik ontmoette er een keurige heer op de achttiende verdieping waar onze bibliotheek zich bevond. Hij was duidelijk geen kaaskop, maar een smetteloos geklede Indiër met fraaie tulband, in westers pak. Hij sprak mij in het Engels aan over een boek waar hij mee bezig was. Kortom we raakten aan de praat. Hij bleek geen meneer, maar een leeftijdsgenoot. We bestudeerden het (Engelse) Logica-boek en we werden vrienden.

Weet je wat het gekke is, Joop? Hij wilde niet dat ik Engels tegen hem sprak. Want hij was hier om met ons kennis te maken. Te leren. Onze cultuur te proeven. Hij wilde dat iedereen Nederlands met hem sprak. Dat verbindt.

Een buitenlander die hier komt werken of studeren aan onze universiteit hoort meer dan gemiddeld begaafd te zijn. Wie geen Nederlands kan, wil of durft te leren, hoort hier niet thuis.

Een Engels college? Prima. Engels als voertaal? Over my dead body!

Je Baaierd.

Advertentie