interview met Paul Verweel

Alette van Doggenaar

"Ik ben een sporter. Mijn leven werd op de lagere school al beheerst door voetballen. Tot mijn achttiende gold ik als een talent. Daarnaast heb ik heel wat bergen gezien op mijn fiets, en ik kon erg goed hardlopen. Ik was snel en had veel inhoud. Sporters herkennen elkaar. Ook hier aan de universiteit, en dan bedoel ik niet alleen aan de slepende tred vanwege de vele blessures. Veel mensen hebben alleen een lichaam om hun hoofd naar een andere plaats te brengen. Bij sporters is dat anders.

Door het sporten heb ik ook een visie op hoe we bij Bestuurs- en Organisatiewetenschap met onze studenten moeten omgaan. We leren ze samenwerken. En we willen meteen weten hoe ze heten. Dat is belangrijk. Toen ik overging van de pupillen naar de junioren stond er een verkeerde naam op mijn diploma. Dat is geen kleinigheid, dat is verschrikkelijk.

Ik doe al vanaf 1994 sportonderzoek. Langzaam werd dat uitgebouwd. Er is inmiddels ook een kenniscentrum gekomen waarin onderzoekers van verschillende universiteiten samenwerken op het gebied van sportonderzoek, het Mulierinstituut. Thema's zijn ruimtegebruik, sportbeleving, sociale processen en uitsluitingsprocessen. Onze overtuiging is dat sport een enorm potentieel heeft als het gaat om sociale cohesie en ontwikkeling van kinderen.

Sport heeft zoveel te bieden. Mensen inspireren elkaar, ze leren van elkaar op allerlei manieren. Zelfs topsporters vinden kameraadschap belangrijker dan winnen. Emotionele betekenisvolle momenten zijn het meest vormend in je leven. Daar kan sport een belangrijke rol in spelen.

Het probleem is vaak dat de instituties zo slecht aansluiten bij de beleving van kinderen. Op de lagere school werd ik met drie andere kinderen geselecteerd om naar de HBS te gaan en ze wilden ons extra les geven na school. Toen ben ik in staking gegaan. Ik wilde veel liever blijven voetballen met mijn vriendjes. Mijn zoon is gek van het Byzantijnse Rijk. Hij heeft boeken gelezen over het onderwerp en weet er alles van. Maar wat deden ze bij hem op school? Ze lieten de kinderen foto's van zolder halen uit hun eigen jeugd om ze langzaam vertrouwd te maken met het fenomeen geschiedenis.

Wat je moet doen als docent is de fascinatie blootleggen. Vaak wordt het leren in de weg gestaan door randvoorwaarden die door volwassenen zijn uitgevonden.

Dat zie je ook bij sportverenigingen. De vereniging maakt het vaak onmogelijk dat kinderen ontdekken wat er leuk is aan het spel. Jonge kinderen worden al in een 4-4-2-systeem gedwongen terwijl ze niets liever doen dan met zijn allen achter een bal aanrennen. Er is niets mis met kluitjesvoetbal. Kinderen hebben daar veel plezier in.

Verenigingen zijn veel te veel gericht op selectie. Hebben wij de nieuwe Johan Cruijff in huis? Ze willen zo graag omhoog komen met het eerste team dat ze vergeten dat het voor de meeste kinderen vooral belangrijk is om met hun vriendjes te spelen. Dat zou veel meer centraal moeten staan.

Cruijff en Krajicek zijn de mensen die kinderen kansen geven. De manier waarop spreekt mij erg aan. Je moet zorgen dat je mogelijkheden schept. Er wordt altijd heel gemakkelijk gezegd dat allochtone meisjes niet willen sporten en dat ze niet mogen van hun ouders. De werkelijkheid is dat ze graag willen sporten als de condities goed zijn. Dat wil meestal zeggen gescheiden van de jongens. Lady Fit, de winnaar van de Krajicek Award 2007 heeft 650 meiden en hun moeders aan het sporten gekregen. Ze kunnen kiezen tussen aerobics met muziek en zonder. En vaak zie je geleidelijk aan, uit puur praktische overwegingen dat ze de kledingvoorschriften soepeler gaan toepassen en ook in het openbaar gaan sporten.

Ik geloof dat sport een belangrijke rol kan spelen in het versterken van maatschappelijke samenhang en het ontwikkelen van wat wij noemen sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal neemt toe als het vertrouwen in jezelf en in anderen toeneemt en je in staat bent een netwerk op te bouwen. Ons door NWO gefinancierd onderzoek heeft uitgewezen dat sport daarbij enorm belangrijk kan zijn en het maakt bovendien niet uit of je bij een Turkse, een Marokkaanse of een gemengde vereniging gaat.

Zelf sport ik niet meer. Ik kan het niet goed verdragen dat mijn prestaties minder zijn geworden. Maar mijn lichaam mist het wel. Nu denk ik dat ik het meest kan bijdragen als ik ervoor zorg dat anderen kunnen sporten. Ik ben vice-voorzitter van de KNVB en voorzitter van de Vereniging Utrechtse Sportverenigingen. Daarnaast heb ik me verbonden aan de VV Hoograven. Een club met vooral allochtone sporters. Er is een maatschappelijk debat over integratie en ik wil er graag middenin staan. Ik wil het begrijpen. Zien wat er gebeurt bij die wedstrijden. Ik ga elke week mee. Het is een antropologische methode. Ik leer daar zoveel van en er komt zoveel inspiratie uit. De kranten staan vol van problemen rond met name voetbal. Het liefst schrijft men over etnische botsingen op het voetbalveld. Maar ik maak mee dat begeleiders van de tegenstanders naar ons toekomen en zeggen hoe verbaasd ze zijn. 'Wat een leuk team', zeggen ze dan. Alles wat ze weten over Marokkaanse jongens uit een achterstandswijk hebben ze uit de krant.

Als hoogleraar op de 'endowed' Krajicek Leerstoel voor Bestuur en Organisatie ga ik de komende vijf jaar onderzoeken of de Krajicek-veldjes bijdragen aan de groei van sociaal kapitaal. Krajicek legt overal in het land sportveldjes aan in achterstandswijken. De Foundation werkt altijd met ouders en/of het welzijnswerk samen, dus met mensen die de veldjes beheren en de kinderen trainen en begeleiden. Ik ga onderzoeken hoe die mensen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen en de cohesie in de wijk.

Zelf kom ik uit een arbeidersmilieu zoals dat toen heette. Mijn vader werkte in de haven en ik voetbalde bij de vereniging van het Havenbedrijf Vlaardingen-Oost (HVO). Als men mij voortdurend had gezegd dat ik alleen een arbeidersjongen was dan was ik nooit zo ver gekomen. Ik ben vaak erg geholpen door mensen die wat in mij zagen. Dat is zo belangrijk voor kinderen.

In mijn leven komen op dit moment al mijn fascinaties samen. Sport, veranderingsprocessen en bestuurs- en organisatiekunde. Ik leef de dingen waar ik in geloof. Ik ben een gelukkig mens."

CV

Na de Pedagogische Academie ging Paul Verweel (56) in Utrecht Culturele Antropologie studeren. Hij promoveerde op een onderzoek naar veranderings- en planningsprocessen aan de universiteit. Hij is de spin in het web van de Utrechtse School voor Bestuur en Organisatiewetenschap (USBO). In 1999 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar en in 2003 tot gewoon hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap.

Streamer: 'Er is niets mis met kluitjesvoetbal'