Bij Veritas maakten de slobberige truien plaats voor jasje-dasje

Dit is het bestuur van Veritas van het collegejaar 2017-2018

Swingen bij de zondagavonddisco van Veritas. Dat deed ik vaak in mijn studietijd halverwege de jaren tachtig. Ik sprak af met studiegenoten om al dansend het weekend af te sluiten. Het was niet het enige moment in de week dat ik 'Het Eigen Huis' van de vereniging aan de Kromme Nieuwegracht bezocht. Je had er filmavonden. Ik weet dat ik bij Veritas voor het eerst Purple Rain zag. Daarvoor gingen we goedkoop doch voedzaam eten bij de mensa van de vereniging.

Deze herinneringen kwamen boven bij het lezen van het vuistdikke boek Aeterna Veritas van Cees Willemsen over de geschiedenis van Veritas. Ik was in mijn studietijd geen lid, want bij Veritas kon je altijd wel terecht zonder ledenpas. In het boek lees ik dat dit precies het thema was waar achter de schermen druk over gediscussieerd werd. Een open vereniging zorgt voor veel vrijblijvendheid. Veritas had in die jaren een behoorlijke instroom eerstejaars, maar veel ouderejaars haakten af omdat ze het nut van het lidmaatschap niet meer inzagen. Zo konden zo wel naar binnen. Daarom gingen er stemmen op om de vereniging meer besloten te maken. Iets wat stap voor stap ook gebeurde. De slobberige truien maakten plaats voor jasje-dasje en de ontgroeningen werden harder.

De vraag waarom je wel of niet lid zou worden van Veritas, is een rode draad door het boek. En ook wie er lid mag worden. Voor de oorlog speelde de katholieke identiteit een grote rol. Mocht iemand die niet katholiek was, wel lid worden?  Later werd afscheid genomen van de katholieke identiteit en stond de vereniging open voor iedereen. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, leek de slogan in de jaren zeventig. Veritas kende toen meerdere sociëteiten op verschillende locaties. Maar dit beleid leidde tot minder betrokkenheid en tot meer ‘apathische’ leden. Alleen de borrelavonden in 'de Tref', de sociëteitsbar,  werden nog druk bezocht.

Cultuuromslag
Vandaar de discussie over de vrijblijvendheid. Je zou kunnen zeggen dat eind jaren tachtig een behoorlijke omslag gemaakt is. De vereniging werd corporaler. Veritas had tot dan toe geen grote traditie van jaarclubs en disputen. Dat veranderde snel. In 1983 kende Veritas drie jaarclubs en acht disputen. In 1987 had de vereniging 76 jaarclubs, achttien disputen en vijf meerjarengenootschappen.

Ondanks de toenemende corporalisering, is het volgens Willemsen typerend voor Veritas dat de vereniging altijd een divers publiek trok. Of het nou een tijd van vrijblijvendheid was, zoals in de jaren zeventig, of juist van een wat strenger regime in de jaren negentig, de populatie bleef gemixt.

Bij Veritas liep van alles rond. Of dat sociaal gesproken ook zo was, durf ik niet te zeggen, wel dat je je niet hoefde te conformeren aan een soort uniformiteit. Zo waren er behalve kakkers, ook socio’s en punkers. De mannen van de Zaterdagavondcommissie waren bijvoorbeeld compleet andere types dan die achter de Feestbar stonden. Je kon er dus tuinbroeken tegenkomen, maar ook jasje-dasje. Zelf liep ik aanvankelijk ook in een tuinbroek., later helemaal in het zwart met puntschoenen. (Chandra Verstappen, werd lid in 1984)  

Katholieke identiteit
Veel reünisten hadden moeite met de cultuuromslag eind jaren tachtig. Zij herkenden zich niet meer in de strenge mores. Bovendien ging het steeds minder om de inhoud. Tot die tijd stond Veritas voor een liberaal progressieve kijk op het geloof. Het begon in 1889 allemaal als een katholieke leesclub. Kenmerkend voor de vereniging was dat er veel gediscussieerd en gedebatteerd werd vanuit religieus perspectief. Over existentialisme of over deconfessionalisering bijvoorbeeld. Veritas speelde een rol in de emancipatie van de katholieken in Nederland. Die werden binnen het protestantse bolwerk niet voor vol aangezien. Bij Veritas zochten de katholieke studenten elkaar op. Het aantal leden uit het zuiden van Nederland was het grootst. In Utrecht was de middelbare school het Boni de hofleverancier.

Als vanzelfsprekend koos ik voor het lidmaatschap van Veritas. Mijn oudere broer zat al bij Veritas en mijn vader was in zijn tijd een enthousiast en actief lid van Albertus Magnus in Groningen. Veritas was in 1954 nog een zeer roomse club. De studentenparochiekerk zat elke zondag stampvol en ook het lof werd zeer goed bezocht. Pastoor Vissers hield van die ouderwetse donderpreken waarin gedreigd werd met hel en verdoemenis., maar we lieten het van ons afglijden, het sprak ons niet meer aan. Visser werd wel de rode pastoor genoemd, al was dat beslist niet vanwege zijn  progressieve opvattingen maar vanwege zijn sociale inborst, vooral zijn bekommernis om de minderbedeelden. (Tom Stoelinga  werd lid in 1954)

In de loop van de tijd is het katholicisme steeds meer op de achtergrond geraakt. Het katholieke  verdween al in 1949 uit de naam. De contacten met de kerk en het studentenpastoraat werden minder frequent. Zoals Willemsen het omschrijft: “Religie, vriendschap en rituelen bepaalden voor lange tijd het leven van de Veritijnen, maar sinds religie is weggegevallen, is het sociaalmaatschappelijke aspect belangrijker geworden.”

Huwelijksmarkt
Al heel vroeg mochten vrouwen lid worden van Veritas (1903). Het duurde lang voor ze ook een rol van betekenis mochten spelen. De vereniging had een zogenaamde Meisjeskamer. Dat was de plek waar de vrouwen samen kwamen.

Toch is het idee van een gemengde vereniging heel bepalend geweest. Wie eens grasduint in de lijst van oud-leden zal ontdekken dat Veritas aan de basis lag van veel huwelijken.

Studentenverenigingen zijn in Nederland traditioneel een belangrijke huwelijksmarkt. Zelf heb ik ook mijn echtgenote via Veritas leren kennen: een zus van twee Veritijnen, ook hun vader was Veritijn. Veritas telde toen 70 procent jongens en 30 procent meisjes. Niet alle dames studeerden serieus. Ze schreven zich in voor kunstgeschiedenis of Italiaans, maar kwamen vooral een toekomstig echtgenoot zoeken. Ook serieus studerende meisjes maakten nogal eens hun studie niet af omdat ze door een ouderejaars aan de haak waren geslagen en gingen huwen. De binnenkomst van een nieuwe groep meisjes was ieder jaar weer een spannende gebeurtenis voor de ouderejaars mannen. (Jan Veldhuis werd lid in 1959)

In de jaren zestig waren de mannen nog in de meerderheid. In de loop der tijd verschoof die verhouding. Om de verhoudingen enigszins in balans te houden, was er in de jaren negentig zelfs een quotum voor vrouwen. Het percentage mocht niet meer dan 60 procent zijn.

Stelletjes had je in die tijd veel binnen de vereniging. Uit een summier onderzoek van het verenigingsblad Vox Veritas uit 1996 bleek meer dan de helft van alle Veritijnen een relatie binnen de club had, terwijl bijna iedereen wel eens iets had gehad met een andere Veritijn.

Vrienden voor het leven
Bij Veritas speelt het gemeenschapsgevoel een belangrijke rol. Dat is deels terug te voeren op de katholieke wortels. Het oudst levende Veritaslid Mebius Kramer ziet dat gevoel bijvoorbeeld terug in het idee dat niet het individu, maar de gemeenschap heilig is.

Willemsen stelt dat door het wegvallen van de katholieke tradities, de vereniging het zoeken naar samenhang ging zoeken in het creëren van een band door middel van andere rituelen en een strenge ontgroening. Er was een buitenweek en een binnenweek waarbij de nieuwkomers het moesten ontgelden. In 2002 barstte de bom toen enkele studenten in de krant hun verhaal deden over de vernederingen die hadden ondergaan. Vooral het verhaal van een meisje dat bruistabletten moest slikken en met spastische bewegingen op de grond lag te creperen, maakte indruk. Het leidde ertoe dat de vereniging door het universiteitsbestuur hardhandig op de vingers werd getikt. De collegevoorzitter was toen Jan Veldhuis die vroeger zelf als preses ook actief lid was geweest van Veritas.   

Als je lid wilde worden van een studentenvereniging moest je je al tijdens de UIT inschrijven. Ik koos voor Veritas omdat me dat tijdens de een bezoek goed bevallen was en samen met een meisje uit mijn mentorgroep schreven we ons in. (..)Toen ik de paklijst kreeg voor het introductiekamp van Veritas, verbaasde mijn moeder zich er wel over. Op die paklijst stond niet alleen precies wat je moest meenemen, maar ook wat niet was toegestaan, zoals drank en sigaretten, daarnaast stonden er rare dingen bij zoals een stuiterbal en .. omdat ik uit Den Bosch kwam kreeg ik te verstaan dat ik Bossche Bollen moest meenemen. (..) Het was een redelijk pittige ontgroening, maar ik zag niet aankomen dat dit kort daarna zo uit de hand zou lopen, dat er regels gesteld gingen worden. Wat mij betreft was de introductie een geweldige ervaring, er werd beslist een onderlinge band gesmeed, maar de echte vriendschappen ontstonden in de jaarclubs. Mijn jaarclub heeft me echt vrienden voor het leven opgeleverd. (Sanneke van de Pas werd lid in 1999)

Toegang tot de elite
De discussie over het al dan niet ontgroenen, speelt nog altijd. Paul Schnabel, universiteitshoogleraar en ook oud-Veritijn, zegt dat een intredingsritueel in het studentenleven geen hout meer snijdt sinds de meerderheid van de studenten zelfstandig woont. De kern van die introductie was immers het voorbereiden op een nieuwe levensfase.

Willemsen ziet dat anders. Hij ziet de toetreding van studenten tot een vereniging als een toegangsbewijs naar de elite. “En in die zin bereidt de ontgroening met zijn ogenschijnlijk onzinnige rituelen de jonge verenigingsleden wel degelijk voor, niet zozeer op een nieuwe en nabije, maar vooral op een verder weg liggende levensfase.”

In landen als Engeland en Frankrijk bepaalt volgens Willemsen de school of het college (Grande Ecole, Oxford, Cambridge) waar je op hebt gezeten of je deel uitmaakt van de elite. In Nederland speelt de studentenvereniging daarin een belangrijke rol. Uit een onderzoek van TNS NIPO in opdracht van de Volkskrant blijkt dat twee derde van de ‘invloedrijk’ Nederland lid is geweest van een studentenvereniging. En later schreef NRC Q dat een derde van de captains of industry lid was van het Corps. Volgens hem is dat ook de reden dat schandalen als bij Vindicat geen invloed zullen hebben op de toestroom.

Kijkend naar Veritas, noemt hij de corporalisering een logisch gevolg. Toen de vereniging de katholieke achtergrond verloor, werd het verschil met verenigingen als USC en Unitas kleiner. Er moest direct geconcurreerd worden met de andere verenigingen en daardoor nam de vereniging de meer corporale tradities en rituelen van andere verenigingen over. Ze visten in dezelfde vijver van aankomende studenten die allen toegang tot de elite willen verwerven. Vroeger kwamen de Veritijnen meer in de katholieke topfuncties terecht. Al zou het volgens Willemsen voor Veritas goed zijn om de geschiedenis niet uit het oog te verliezen en zo toch een eigen identiteit te behouden. 

Op 9 juni fietste ik langs Lepelenburg en zag ik dat het er erg druk was. Er was een opblaasstormbaan voor kinderen, er stonden eetstandjes en er was een podium waar muziek gemaakt werd. Tussen de achteringang van het Het Eigen Huis en het park liepen Veritijnen druk heen en weer met materiaal. Het was het jaarlijkse benefietconcert waar studenten geld ophalen voor het goede doel. Bij navraag bleek het deze keer te gaan om een Bulgaars weeshuis waar acht Veritijnen binnenkort zelf naartoe gaan om de kinderen daar te helpen. Zo is er toch nog altijd iets over van de katholieke betrokkenheid met de samenleving. 

Bij het 125-jarig bestaan van de vereniging in 2014 staken een aantal reünisten van Veritas de hoofden bijeen om een wetenschappelijke monografie van de vereniging mogelijk te maken. Er kwam een Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Studentenverenigingen (SWOS) die een crowfundingsactie startte. Als auteur werd de Nijmeegse historicus Cees Willemsen aangesteld. Hij dook in de archieven en sprak met vele reünisten. DUB mag drie exemplaren van het boek weggeven. Schrijf ons wat jouw herinnering aan Veritas is en stuur die voor 10 juli naar dubprijsvraag@uu.nl.
Cees Willemsen, Aeterna Veritas. Uitgeverij Stichting De Plantage. 2018. 45 euro.

Advertentie