Coronakopstuk Bruijning: ‘Snel uitzoeken hoe we kunnen samenleven met het virus’

Alles in haar leven draait momenteel om corona. Patricia Bruijning (45) is als epidemioloog  een wetenschapper die de verspreiding van infectieziekten onderzoekt en kinderarts bij het UMC Utrecht. Ook is ze docent. Ze is lid van het Covid-19-team dat adviezen geeft aan artsen en ze doet veel onderzoek naar hoe de besmettingen plaatsvinden.

Patricia Bruijning hoe gaat het met je?
Ze lacht. Het gaat goed. Natuurlijk, het zijn drukke tijden. De samenleving is een beetje verdeeld tussen mensen die heel hard moeten werken en mensen die noodgedwongen niet zoveel kunnen. Ik behoor wel tot de eerste categorie. “

Je doet zowel onderzoek als advieswerk. Waar ben je nu mee bezig?
“Ik ben voornamelijk bezig met onderzoek doen, en digitaal onderwijs geven uiteraard. Verder zit ik binnen de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde in het Covid-team, waarmee we adviezen met betrekking tot corona uitbrengen aan kinderartsen. En tegenwoordig is mijn derde baan de media te woord te staan. Dat kost veel tijd maar ik vind het belangrijk om duiding te geven. Iedereen zit met zo veel vragen.

“Voor de coronacrisis was ik al infectieziekten epidemioloog. Ik deed veel onderzoek naar emerging infections zoals dengue (knokkelkoorts) en vaccinatieziekten zoals het rotavirus. Toen Covid voorbijkwam dachten we al vrij snel binnen onze afdeling: hier moeten we iets mee, dit lijkt zo groot te worden. Inmiddels werkt heel onze afdeling infectieziekten epidemiologie aan Covid. Er is zoveel te doen dat iedereen bijdraagt, ook buiten onze afdeling. Ik denk dat er nog nooit in de wereld zo veel wetenschappers tegelijk aan een ziektebeeld hebben gewerkt als nu het geval is met het coronavirus.”

Dat lijkt me heel positief.
“Zeker. We moeten nu binnen een half jaar de wetenschappelijke doorbraken hebben die elkaar normaal gesproken opvolgen in een decennium. Het gaat heel hard, en dat moet ook. De literatuur is eigenlijk niet bij te houden zo snel als die erbij komt. Wetenschappelijk gezien is het een hele nieuwe wereld geworden in drie maanden tijd.

“Een mooie bijkomstigheid van de epidemie is de beweging richting open science. Ik ben verrast over de samenwerking en dat alles voor iedereen toegankelijk is. Artikelen verschijnen direct op preprint servers en paywalls worden weggelaten. De informatie is veel sneller beschikbaar en ik hoop heel erg dat dat in de toekomst zo blijft.”

Over nieuwe literatuur gesproken: onlangs verscheen een NOS-bericht over een Duitse topviroloog die stelt dat kinderen net zo besmettelijk zijn als ouderen. Hij waarschuwt voor het heropenen van de scholen. Jij bent een voorstander van het versoepelen van de maatregelen en wil graag de kinderen zo snel mogelijk weer naar school hebben. Hoe kijk je dan naar dit artikel?
“Grappig dat je dat aanhaalt. Deze studie doet weer een hoop stof opwaaien… Ik heb het artikel kritisch gelezen. Op de gebruikte statistiek waar ze hun conclusies aan ophangen, valt wel wat aan te merken. Daarnaast gaat het uiteindelijk maar om 18 kinderen op een populatie van 3,8 miljoen Berlijners die op het moment van testen genoeg virus in hun neus hadden om besmettelijk te kunnen zijn. Of ze ook daadwerkelijk anderen hebben besmet is niet onderzocht. Dat is een belangrijke nuance die niet wordt gemaakt in de aanbeveling.

“En daarbij, wat ze zeggen is eigenlijk niet nieuw. Hun conclusie is dat een klein deel van de kinderen die symptomen heeft én een test ondergaan, een hoge viral load heeft, en dus besmettelijk kan zijn. Maar dat wisten we al, ik denk dat niemand binnen de wetenschappelijke wereld daaraan twijfelde. Natuurlijk kan een kind weleens een volwassene besmetten. De vraag die je moet stellen is: zijn kinderen een belangrijke drijver voor de epidemie? Door de scholen te openen en de kinderen weer bij elkaar te zetten, geef je dan een push aan de epidemie? Dat blijkt helemaal niet uit dit onderzoek.”

Patricia Bruijning:
Is kinderarts-epidemioloog bij UMC Utrecht
Doet onderzoek naar kindervaccinaties en het effect op de samenleving
Is universitair hoofddocent Infectieziekten en Epidemiologie
Volbracht in 2001 haar studie Geneeskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam
Studeerde Epidemiologie aan McGill University in Montreal
Behaalde haar PhD aan Universiteit Utrecht in 2013, over onderzoek naar het rotavirus bij kinderen.

Dus 11 mei alsnog de basisscholen open. Moeten we niet op meer vlakken gaan versoepelen?
“Ik denk dat we er niet aan ontkomen. De samenleving gaat dit niet nog één of twee jaar volhouden, los van de economische schade. Zelf ben ik heel erg een voorstander om per maatregel preciezer te kijken naar wat nodig is. Hoeveel draagt een maatregel daadwerkelijk bij aan het indammen van de epidemie? En kun je hem ook vervangen door een net iets andere maatregel die vrijwel hetzelfde effect heeft, maar minder ingrijpend is? Ik denk dat we technologie en apps daarbij nodig gaan hebben, evenals mondkapjes. Al is het maar om dan andere maatregelen een beetje te laten vieren.

“Wiskundige modellen zijn hiervoor heel belangrijk, maar ook basaal onderzoek naar hoe die virusdeeltjes zich gedragen en studies naar het verspreidingsproces. Want als bepaalde routes maar heel weinig bijdragen, moet je daar niet je maatregel opzetten en gewoon versoepelen. Dat maakt het leven al heel wat dragelijker. 

“In die maatregelen kunnen we ook totaal doorslaan. Laatst kreeg ik thuis een protocol opgestuurd van de sportvereniging van mijn kinderen. Vijftien pagina’s met verzonnen regels over hoe dat sporten eraan toe zal gaan, tot op de vierkante centimeter. Dan denk ik: gaat dit nou werkelijk in Nederland de epidemie afremmen? Het moet wel leefbaar zijn voor iedereen. Ja, we moeten doen wat nodig is. Maar we moeten vooral ook láten wat weinig bijdraagt. Dat heeft gewoon geen zin. En we kunnen niet blijven zitten zoals we nu zitten. Dat is inmiddels wel doorgedrongen in Nederland.”

En hoe kijk jij naar het openen van de middelbare scholen?
“Daar geldt hetzelfde voor, onderwijs is gewoon cruciaal. Ik ga ervanuit dat de scholen begin juni opengaan, met de anderhalve meter regel. En ook dat wordt een test. Als het goed gaat kunnen we misschien de anderhalve meter loslaten voor alles binnen het onderwijs. Maar de zekerheid heb je pas achteraf. Dat vinden mensen moeilijk te accepteren, dat je op basis van waarschijnlijkheden het beleid moet maken.”

Met de kennis van nu, wat had je anders gedaan?
“Als Nederland anderhalve week eerder aan social distancing was begonnen, was de piek in de epidemie een stuk lager geweest. Maar ik denk dat we toen gehandeld hebben met wat op dat moment logisch was. Nu de epidemie op een lager niveau is, is het de truc om de maatregelen zo goed mogelijk op orde te krijgen voordat er een nieuwe piek in het najaar komt.”
Een nieuw piek in het najaar, zeg je, hoe zeker is dat? En wordt het dan nooit meer ‘normaal’?
“We zijn nog lang niet immuun met zijn allen. Nog lang niet. Op het moment dat het virus de kans krijgt, zal het aan infecties weer oplopen. Dat is vooral als we binnen zitten en meer contact hebben met elkaar – als het kouder wordt dus. Klimatologisch en gedragsmatig gezien is het heel aannemelijk om in het najaar een toename in het aantal infecties te zien. Dus voor die tijd is het belangrijk om goed te weten welke settings belangrijk zijn voor een virusoverdracht.

“Wat ik jammer vind is dat het kabinet ervoor heeft gekozen om de basisscholen maar half open te doen. We hadden de komende twee maanden tot de zomervakantie - nu de epidemie flink is teruggedrongen – goed kunnen meten wat het volledig openen van de scholen doet op de epidemie. Die kans laten we nu lopen. Dan zitten we in september nog steeds met onzekerheid over wat er nu wel en niet kan met die scholen.

“De groepsimmuniteit gaat nog zo lang duren, maar er zijn andere mogelijkheden. Ik verwacht dat we in het komende jaar stappen gaan zetten om beter grip te krijgen op de ziekte. En dat we hele adequate behandelingen krijgen, waarmee je voorkomt dat mensen ernstig ziek worden. Maar het doemscenario is natuurlijk dat we dit nog een paar jaar laten doorsukkelen tot we die 60 procent immuniteit hebben. Waarbij je ook niet zeker weet of die blijvend is: misschien kan je een tweede keer, al is het minder heftig, toch weer ziek worden.

“Ik vestig mijn hoop op een vaccin. Die hoeft niet 100 procent effectief te zijn, al beschermt het 60 procent van de mensen dan kunnen we al blij zijn. Dan verspreidt het virus zich minder snel en kunnen we normaler leven. En om dat te bereiken werken we keihard met z’n allen.”

Dit is een interview in de serie 'Utrechtse coronakopstukken'. Het vorige interview in deze serie was met arts-microbioloog Marc Bonten.

Advertentie