Handbike-battle geeft docent Anke Tigchelaar nieuwe voldoening

Trainen op de Posbank bij Arnhem, foto's Ko Melief

“Waar je me aan kunt herkennen? Ik zit in een rolstoel.” Op zich een goede aanwijzing, ware het niet dat het interview met Anke Tigchelaar plaatsvindt in revalidatiecentrum De Hoogstraat. In het gesprek zet ze die toon door. De begeleider van docenten in opleiding lacht, daagt uit en steekt zes keer haar tong uit naar de interviewer. Zo is ze altijd geweest. De rolstoel en haar beperking ben je na vijf minuten praten vergeten. Dat Tigchelaar af en toe haar schouders naar achteren beweegt en haar armen, waarvan de handen met suède zijn bekleed, omhoog en zijwaarts strekt, heeft ze van tevoren al aangegeven. “Als ik dat niet doe, val ik naar voren en moet ik mezelf weer omhoog werken. Kost heel veel energie.”

Hier in De Hoogstraat heeft ze leren zitten. Ze kwam er terecht na de zomer van 2013 nadat ze van de trap was gevallen. Toen ze in haar woning in Utrecht-West met haar leesbril die een vertekend perspectief gaf, naast de trapleuning greep, maakte ze een vrije val achterover in het trapgat. Haar zoon trof haar op de grond. “Ik voelde niets meer.” Ze had haar nek gebroken.

Leren met je lijf is anders dan met je hoofd

Acht uur lag ze daarna in de operatiekamer. Een eerste in een rij van vele ingrepen. “Het was puur overleven. Eerst moet je die operatie maar eens doorkomen. Daarna leef je per uur, dan per dagdeel, dan per dag en dan ben je weer een paar weken verder.” Diagnose: een hoge dwarslaesie, een beschadiging van het ruggenmerg in de nek. Hoe hoger een dwarslaesie, hoe meer zenuwen er uitvallen, dus hoe groter de beperkingen. Ze zal nooit meer kunnen lopen.

Met moeite verkleinde ze grote doelen. “Leren met je lijf is totaal anders dan met je hoofd. Revalideren gaat om vaardigheidjes, heel veel oefenen, nadenken en kijken naar jezelf. Als ik een koffiebekertje zo pak” - ze klemt het tussen twee vingers – “kan ik dan drinken? Nee. Maar als ik dan de andere arm onder het bekertje houd, dan kan ik het naar mijn mond krijgen. Maar ja, dan moet het bekertje nog achterover om te kunnen drinken.” Inmiddels gaat het gestroomlijnd. En dan gaat dit alleen nog over koffiedrinken. Van werk was lange tijd geen sprake. “Je wilt gewoon weer aan de slag, maar dat gaat écht niet. Super frustrerend.”

Bijna een jaar na de val ging er in de Geertekerk een lichte galm van verbazing en vreugde door een zaal met studenten en hun familie. Tigchelaar wilde koste wat kost bij een diploma-uitreiking zijn en sprak zes studenten toe. “Ik was keikapot daarna. Dacht: ‘dit ga ik nooit meer doen’.”

Het ljkt wel of de universiteit het een eer vindt om mij te laten werken

De universiteit was ‘heel lief’ voor haar. Neem alleen al alle steunbetuigingen van medewerkers en studenten. Ze liet zich meeslepen door opbouwende teksten als ‘Ik hoorde dat je weer lekker aan het kletsen bent’ en vond het interessant hoe anderen zich probeerden in te leven. “Mensen die schreven dat ik in mijn ergste nachtmerrie zat of dat ze er een eind aan zouden maken als ze nooit meer zouden kunnen bewegen. Ik heb de kaartjes zeer gewaardeerd, al beschreven ze niet altijd hoe ik me voelde en voel.” Eenmaal heel voorzichtig weer aan het werk, was het ook wonderlijk om met een nieuwe lichting studenten te werken. “Zij leerden mij in een rolstoel kennen. Dat was fijn en raar. Ineens ben je niet meer degene die zeer gehandicapt is geworden, maar een opleider. Heel interessant.”

Bij haar herstart zei haar leidinggevende Theo Wubbels: ‘Let op jezelf, je hoeft niks. Je bent van harte welkom.’ Dat gaf lucht. Er kwamen allemaal aanpassingen voor Tigchelaar. Op haar werkplek rijdt ze in een bureau met een grote inkeping met verlengde armsteunen, zodat ze kan leunen. Ze heeft een iPad pro gekregen en momenteel wordt gezocht naar goede software zodat haar spraak in getypte tekst kan worden omgezet. Goede vriend en collega Ko Melief helpt haar op haar werk en rijdt haar naar schoolbezoeken.

“Het lijkt wel of de universiteit het een eer vindt om mij te laten werken. Heel bijzonder.” Ze werkt enkele uren per week, verdeeld over verschillende dagdelen. Begeleidt onder meer zij-instromers en student-assistenten. Zes jaar geleden werkte ze nog fulltime. “Wat ik allemaal mis? Zo veel. Dat ga ik allemaal niet opnoemen.” Toch komen er dingen. “Ik mis de energie. Vroeger was ik contactpersoon voor een school in Bilthoven, maar dat kan ik niet meer opbrengen. En ik mis dat ik ’s ochtends even onder de douche kan springen en in tien minuten het huis kan verlaten.” Nog steeds haalt ze voldoening uit haar werk. “Iedereen maakt een moeilijke periode door als hij/zij in het onderwijs gaat werken. Het is erg mooi om mensen daar doorheen te helpen.” Maar de voldoening van weleer? “Nee, die is er niet.”  

Ik denk dat ik uit mijn fietsshirtje knap straks

 

Voldoening zit in verrassende nieuwe dingen. “Belangenbehartiging? Bleh. Moest ik niets van hebben. Nu zit ik in de cliëntenraad van De Hoogstraat. Blijkt heel leuk werk.” En ze sport. Ze lag net een dag in De Hoogstraat toen sporttherapeut Martijn al begon over de handbike-battle in Oostenrijk. Een klim van 20 kilometer, waar uit heel Nederland mensen met een dwarslaesie aan meedoen. Onder begeleiding van revalidatiecentra, zoals De Hoogstraat. Of dat niet iets voor haar was. “Toen verklaarde ik hem voor gek.” Ze wist niet eens wat een handbike was.

Sportsessies in de fitnesszaal deden wonderen. Vandaag klikt ze haar rolstoel als een volleerd gebruiker in een bike met alleen een voorwiel, zodat stoel en bike één geheel vormen. Haar handen legt ze tussen de handgrepen, draaiend met de armen fietst ze vooruit. In de sportzaal mag de verslaggever even de wedstrijd-bike (met voor- én achterwielen), waar Tigchelaar normaliter met een lift in wordt getild, uitproberen. Als je eenmaal weet dat je een bocht moet pakken als je handen hoog zijn, wil je niets anders meer. Verslavend. Tigchelaar lacht. Natuurlijk zei ze direct ‘ja’ toen Martijn haar nogmaals voor Oostenrijk vroeg. “Een testrit in heuvelachtig gebied ging gemakkelijk. Ik kreeg er energie van.”

Ze traint twee tot drie keer per week. Collega Ko Melief is haar sportbuddy voor trainingen in de fitnesszaal en gezamenlijke fietsrondjes. Met een zeskoppig team vanuit De Hoogstraat doet ze groepstrainingen. Mensen met een hogere laesie, zoals Tigchelaar, gaan met elektrische ondersteuning de berg op, mensen met een lagere laesie kunnen zonder. Wat ze wil bereiken? “Wat moeten mensen toch met al die doelen, ik wil gewoon naar de top!” Ze kijkt naar haar armen. “Ik denk dat ik uit mijn fietsshirtje knap straks. Ik voel de spieren zitten. Dat voelt goed!”

Voldaan rolt ze richting uitgang. Blij met de publiciteit die ze zelf zocht. Waarom eigenlijk? “Ik vind het gewoon belangrijk om naar buiten te treden. Ik ben niet bang om dit lot te dragen, doe het met opgeheven hoofd. Het is belangrijk dat beperkingen gezien worden. De wereld mag weten wat revalidatie doet, wat de universiteit doet, wat mensen om mij heen doen. En ik ben gewoon hartstikke trots op die battle.”

Advertentie