'Jonge docenten moet je goed toerusten voor universitair onderwijs'

Wie aan een universiteit colleges wil geven, hoeft daar geen speciale onderwijsopleiding voor te volgen. Om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen voerde de Universiteit Utrecht ruim 20 jaar geleden de basiskwalificatie onderwijs (bko) in. Wat houdt zo'n bko in en voldoet deze nog wel?

In september van dit academisch jaar vroeg het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) aan de minister van Onderwijs Jet Bussemaker om de basiskwalificatie onderwijs (bko) bij wet te verplichten. Het ISO vindt dat er nog te weinig docenten (70 procent) een bko hebben en dat de kwalificatie op alle instellingen van hetzelfde niveau moet zijn. Dat er nog steeds docenten zijn aan de universiteit zonder zo'n kwalificatie, vindt het ISO slecht: want wie onderwijs wil geven op de basisschool of de middelbare school moet wél beschikken over aantoonbare didactische vaardigheden. Waarom geldt die eis niet voor docenten in het hoger onderwijs?

Voor docenten die een vast contract ambiëren aan de Universiteit Utrecht is een bko verplicht. De UU stelde als eerste universiteit van Nederland in 1995 de bko in om de balans tussen onderwijs en onderzoek te herstellen. “De universiteit wilde laten zien dat onderwijs net zo belangrijk is als onderzoek", vertelt Mirjam Bok van de Directie Onderwijs & Onderzoek. “Ook moest duidelijk worden dat een carrière langs onderwijslijnen mogelijk was. Daartoe werden initiatieven als de Onderwijsparade en docentenprijzen in het leven geroepen en ook werden de basis- en seniorkwalificatie ingevoerd om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen.” 

Andere universiteiten volgden het voorbeeld van Utrecht en op 23 januari 2008 legden alle universiteiten gezamenlijk de eisen vast waaraan een bko moet voldoen. Hierdoor werd de bko een landelijk erkend keurmerk voor universitair docenten. In Utrecht had eind 2016 zo’n 80 procent van alle docenten een bko. Het UMC Utrecht heeft een inhaalslag gemaakt. Had eind 2015 ruim de helft van de docenten een bko, nu is dat 76 procent.

Sinds 2003 is het hebben van een bko een vereiste om bij de UU een vast contract te krijgen. Wie het certificaat op zak heeft, bezit volgens de universiteit over de onderwijsvaardigheden die van een universitair docent worden verwacht. Zo moet een docent een stimulerend, activerend en positief studieklimaat kunnen creëren en bijvoorbeeld de actualiteit van zijn vakgebied in het onderwijs verwerken. Didactisch gezien moet de docent de theoretische kennis van verschillende onderwijsmethodieken kennen. 

De faculteiten gaven aan dat ze meer maatwerk wilden. Zo kon de inhoud van cursussen meer worden afgestemd op het onderwijs van die faculteit 

In alle jaren is de manier waarop docenten hun bko moeten halen, nauwelijks veranderd, zegt Mirjam Bok. Een docent krijgt een ervaren collega als tutor. Samen maken ze een opleidingsplan waarin rekening wordt gehouden met de vooropleiding, ervaring en specifieke onderwijsvormen van de opleiding waar de docent lesgeeft. Met de tutor wordt afgesproken op welke manier de docent zijn kennis bijspijkert. Zo kunnen er verschillende trainingen worden gevolgd. De docent maakt een portfolio dat uiteindelijk wordt getoetst door een speciale commissie. Voor het hele traject staat twee jaar.

Sinds 2009 werd het behalen van het bko-certificaat de verantwoordelijkheid van de faculteit. Bok: “Elke docent moet nog steeds voldoen aan de criteria die voor de hele universiteit dezelfde zijn, maar een faculteit kan deze criteria expliciteren voor het type onderwijs dat binnen de faculteit gangbaar is. Veel faculteiten bieden hen een gezamenlijk traject aan waarin alle onderdelen van de bko aan bod komen.” 

Ook vonden docenten het fijn om een netwerk in de eigen faculteit te krijgen en zo kennis uit wisselen over het facultaire onderwijs

Een manier om de nodige bko-kennis zoals didactiek bij te spijkeren, is door het volgen van de Leergang BKO van het Centrum voor Onderwijs en Leren (Coluu). Per jaar verwelkomt het Coluu zo'n 75 jonge docenten op weg naar hun bko. Voor docenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen en Diergeneeskunde is het volgen van deze leergang een verplicht onderdeel van het traject. “Ook voor Geneeskundedocenten, maar die scholing wordt door haar  eigen onderwijscentrum verzorgd”, zegt Riekje de Jong.

De Jong is al jaren betrokken bij de Leergang BKO. Zij heeft gemerkt wat de invloed van de faculteit met de jaren is geworden. “Aanvankelijk zagen we heel gemengde groepen met docenten uit alle faculteiten. Maar de faculteiten gaven aan dat ze meer maatwerk wilden. Zo kon de inhoud van cursussen meer worden afgestemd op het onderwijs van die faculteit. Ook vonden docenten het fijn om een netwerk in de eigen faculteit te krijgen en zo kennis uit wisselen over het facultaire onderwijs.”

Volgens de jonge docenten Esmée Verhulp van Psychologie en Jasper van Vught van Media & Performances dwingt het bko-traject je om bij het onderwijs stil te staan en te reflecteren op je werk. De twee zeggen veel geleerd te hebben van hun bko-traject (zie kader). Verhulp: “Het is goed om jonge docenten vroeg in hun carrière toe te rusten voor het onderwijs.” Ze vinden dat er na het bko ook nog steeds veel te leren valt. Van Vught: “Mijn tutor heeft onlangs het E-team opgericht. Daar zitten vijf heel ervaren docenten in die hun seniorkwalificatie op zak hebben en aan wie je onderwijsvragen kan stellen. Ik denk dat dat een goed initiatief is.”

Verdere verbetering van het onderwijs
De universiteit wil op meer fronten de onderwijskwaliteit van haar docenten verbeteren. Mede naar aanleiding van vragen in de Universiteitsraad en het promovendinetwerk biedt de UU sinds dit collegejaar de tweedaagse cursus Start to teach aan. Deze cursus wordt voor iedere nieuwe onderwijsperiode gegeven aan alle docenten die voor het eerst les gaan geven dus ook voor docenten die bijvoorbeeld te kort in dienst zijn om een bko te halen.

Tijdens de eerste cursusdag krijgen de cursisten onder meer uitleg over het Utrechts onderwijsmodel en basale didactische tips & tricks. ’s Middags volgen ze een masterclass van een collega die de titel Docent van het Jaar ooit heeft gewonnen. De tweede cursusdag is na afloop van het onderwijsblok. De jonge collega’s krijgen handvatten hoe ze hun onderwijs meer activerend kunnen maken en wordt de rol van toetsing besproken. Hierna nemen faculteiten de professionalisering van de jonge collega’s over.

De universiteit wil ook het bko-traject weer eens tegen het licht te houden. In een memo die vlak voor de zomer van 2016 naar de Universiteitsraad ging, staat dat de universiteit het bko-traject wil afstoffen en overweegt onder meer om een verplicht onderwijsaanbod onderdeel uit te laten maken het bko-traject. Daar wordt ook aan gedacht voor het traject voor de seniorkwalificatie onderwijs en een soort apk-keuring in te voeren om het onderwijsniveau op peil te houden. Dit sluit aan bij de wens van minister Bussemaker om voor 2018 de bko landelijk te evalueren. De UU zal samen met een paar andere universiteiten hieraan gaan meedoen.

'Je ziet welke manier van lesgeven werkt, en welke niet'

Universitair docent bij Psychologie Esmée Verhulp heeft afgelopen najaar haar bko gehaald. Nadat haar promotietraject in 2014 was afgerond, ging zij als docent aan de slag bij de faculteit Sociale Wetenschappen. In 2015 volgde zij tien maanden lang de Leergang BKO. In oktober 2016 kreeg ze na het inleveren va het BKO-portfolio haar certificaat. “Ik begon mijn bko-traject met de Leergang BKO. Je volgt verschillende bijeenkomsten waarin je lessen didactiek krijgt, maar waar je ook ingaat op het begeleiden van individuele studenten zoals bijvoorbeeld bij het begeleiden van scripties.”

Voor één van die cursussen moest Verhulp een camera tolereren in haar college. “Leuk is anders”, lacht ze. “maar het heeft me wel veel inzicht in mijn eigen onderwijs gegeven. Door de beelden te bekijken, zie je wat je doet en - belangrijker nog - hoe jouw manier van lesgeven overkomt op de studenten. Je ziet wat werkt en wat niet werkt.” Naar aanleiding daarvan is Verhulp onder andere meer gaan variëren in werkvormen. “Ook heb ik geleerd hoe ik studenten meer kan activeren. Bijvoorbeeld door vragen van studenten terug te leggen in de groep. Daardoor moeten ze zelf gaan nadenken over het antwoord.” 

Ook van andere onderdelen van de Leergang BKO heeft ze veel geleerd. “Zo moet elke docent op lesbezoek gaan bij andere docenten. Ik kreeg dus ook collega’s over de vloer. Later bespreek je de lessen na waardoor je meer inzicht krijgt in wat je doet en hoe je het anders zou kunnen doen.” Verhulp moest zich ook kwetsbaar opstellen naar haar studenten toe. “Ik moest ze een vragenlijst laten invullen waaruit duidelijk moest worden hoe ze over mij als docent denken.”

De cursus die ze volgde, heeft haar een beter inzicht gegeven in de manier waarop ze haar onderwijs kan opbouwen en verbeteren. “Je sluit de Leergang BKO af met een eindverslag waarin je onder andere een onderwijsontwerp opneemt. Als je de leergang goed hebt doorlopen, krijg je een certificaat voor in je BKO-dossier. Daarna ben ik gaan werken aan mijn portfolio. Volgens de commissie met wie ik mijn eindgesprek had, had ik één van de dunste met zo’n dertig pagina’s maar stond alles erin wat nodig was. Even later lag het certificaat in mijn postvak.”

'Ik werd in Nieuw Zeeland zonder enige ervaring in het diepe gegooid'

De bko-portfolio van Jasper van Vught, universitair docent bij de opleiding Media & Performance van de faculteit Geesteswetenschappen, was een tikkie dikker. Hij kreeg vorig jaar zijn vaste aanstelling en kreeg zijn bko-certificaat ten overstaan van collega’s. “Ik vind het terecht dat er van docenten didactische kennis wordt gevraagd. Na mijn afstuderen ben ik een promotieonderzoek gaan doen in Nieuw-Zeeland. Ik moest er ook  hoor- en werkcolleges verzorgen. Ik werd zonder enige ervaring in het diepe gegooid.” 

“Toen ik in Utrecht ging werken, heb ik ook zelf aangegeven dat ik graag mijn bko wilde halen.” Van Vught kreeg een ervaren docent als tutor en moest in zijn startportfolio aangeven welke ervaring hij als docent al had en aan welke aspecten van het vak hij de komende twee jaar nog wilde werken. “Het hele bko-traject dwingt je om bij je onderwijs stil te staan, om te reflecteren op je werk. Daar zou ik waarschijnlijk zonder het traject niet zo uitgebreid bij stil hebben gestaan, denk ik, puur omdat je daar de tijd voor moet nemen.”

Hij kreeg de keuze cursussen te volgen voor zijn bko. “Ik wilde graag Een cursus ontwikkelen doen. Bij deze cursus van het Coluu heb ik geleerd om expliciet na te denken over leerdoelen: wat wil ik de studenten bijbrengen? Ook leer je wat goede toetsmomenten zijn en welke kennis je dan moet toetsen. Dit alles gestoeld op onderwijskundige theorie.” 

Met zijn tutor kon Van Vught sparren over het onderwijs. “We spraken bijvoorbeeld over ideeën om onderwijsvormen te ontwikkelen. Hij kwam bij me in de les zitten en gaf me tips hoe ik mezelf kon verbeteren.” 

Hoewel hij in Nieuw-Zeeland zonder enig didactisch onderricht voor de klas werd gezet, heeft hij er wel veel geleerd over het onderwijs – alleen door onderwijsstijlen van collega’s af te kijken en te bedenken welke stijl van doceren hij als student heel leuk vond. “Daar heb ik ook geleerd dat je als docent een eigen stijl moet ontwikkelen en er niet een moet kopiëren. Zelf had ik een grote bewondering voor een oudere collega die tijdens het lesgeven door de hele collegezaal liep. Daarbij gesticuleerde hij veel en had hij een zware bulderstem. In het begin heb ik ook wel eens zo lesgegeven, maar het was me als snel duidelijk dat zo’n stijl bij je moet passen. Ik had noch het postuur, noch de leeftijd, noch de bulderstem.”

 

 

Advertentie