Wetenschap vraagt zich af: wat is kwaliteit?

Tijdens het tweede symposium van actiegroep Science in Transition werd onder meer gediscussieerd over de druk om te publiceren in wetenschappelijke toptijdschriften. Foto: www.decongresfotograaf.nl

Wetenschappers worden voortaan niet meer enkel en alleen beoordeeld op de hoeveelheid artikelen die ze produceren, beloofden universiteiten gisteren. Maar een alternatief verzinnen is zo makkelijk nog niet.

We moeten af van de “publicatiemachines” in de wetenschap, zei Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU gisteren bij ondertekening van de zogeheten ‘San Francisco Declaration on Research Assessment’: universiteiten gaan minder waarde hechten aan de hoeveelheid wetenschappelijke artikelen en de reputatie van het tijdschrift waarin die verschijnen. Dittrich: “We gaan nadruk leggen op andere zaken, op onderwijscarrières bijvoorbeeld.”

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, bleek woensdag tijdens het tweede symposium van Science in Transition, de actiegroep die zich zorgen maakt over perverse prikkels in de wetenschap. Er is nog steeds “een verslaafde groep hoogleraren”, aldus collegevoorzitter Martin Paul van de Universiteit Maastricht. “Toen ik vertelde dat we dit document gingen ondertekenen, raakten ze wel even in de war. De impactfactor van artikelen is voor veel mensen belangrijk.”

De impactfactor is een veelgebruikte manier om grip te krijgen op de prestaties van wetenschappers. Het is een berekening: hoeveel citaten krijgt een wetenschappelijk artikel en hoe belangrijk is het tijdschrift? Daar rolt een cijfer uit, dat veel invloed heeft op de verdere carrière. Hoe hoger de impactfactor, hoe groter de kans op onderzoeksbeurzen en uiteindelijk op een baan als hoogleraar.

Maar de impactfactor zegt helemaal niets over de relevantie van onderzoek, vinden critici. “Er zijn duizenden wetenschappelijke publicaties verschenen over malaria, de meeste in belangrijke tijdschriften met een hoge impactfactor. Maar we komen niet verder dan het uitdelen van muskietennetten, een oplossing die voor het eerst werd beschreven door Herodotu - in 500 voor Christus”, legt malaria-onderzoeker Bart Knols het probleem uit. De gevierde wetenschapper - belangrijke prijzen, onderzoeksbeurzen en lid van de Jonge Akademie - hield het voor gezien en richtte een eigen bedrijf op.

Frank Miedema, geneeskundedecaan van de Universiteit Utrecht en een van de initiatiefnemers van Science in Transition, vult aan: “Met kankeronderzoek komen topwetenschappers in belangrijke tijdschriften. Maar er zijn geen high impact-tijdschriften die publiceren over manieren om zoveel mogelijk ouderen thuis te laten wonen, of over onderzoek naar hospicezorg of stervensbegeleiding. Maar dat is wel belangrijk wetenschappelijk werk.”

Kanker- en geneticaonderzoek genereert inderdaad veel impact, geeft Hans Clevers onmiddellijk toe. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen is hoogleraar moleculaire genetica en behoort tot de wereldtop in zijn vakgebied. “Toen we startten met ons laboratorium wist ik dat het in sommige vakgebieden makkelijker is om in toptijdschriften te komen dan in andere. De keuze voor dit lab was strategisch.”

Er moet dus op een andere manier naar de waarde van onderzoek gekeken worden, daarover zijn de kopstukken het eens. Miedema begon binnen zijn geneeskundefaculteit aan een experiment: zorgverzekeraars en patiëntenvereniging mogen tegenwoordig meepraten over het onderzoek. Maar, werpt de Maastrichtse collegevoorzitter Paul tegen: “In de medische wetenschap is dat relatief makkelijk te regelen. Wat doe je in de alfa- of gammawetenschappen?” Het antwoord blijft uit.

Want de impactfactor is ook een handige manier om geld te verdelen. “Als een vakgroep in Utrecht besluit om het allemaal anders aan te pakken, dan wordt die vakgroep dus moeilijker  vergelijkbaar met een vakgroep in Groningen”, aldus Miedema. “Ja, Karl Dittrich, daar kun je wel je schouders over ophalen, maar daar worden veel mensen zenuwachtig van. Want hoe verdelen we het geld dan?”

Op enig moment vraagt de debatleider aan Hans Clevers: “Wat moet een jonge wetenschapper doen om ver te komen in uw lab?” Het antwoord komt na een korte stilte: “Publiceren in toptijdschriften. Voor meer toepassingsgericht onderzoek zijn er andere labs.”

Advertentie