Bètadecaan Gerrit van Meer: Er zullen groepen worden opgeheven

Het is al weer drie maanden geleden dat de faculteit Bètawetenschappen in rep en roer was over het visiedocument van interim-decaan Jan van Ree. Maar onder diens opvolger Gerrit van Meer is de rust snel weergekeerd. Achter de schermen wordt hard gewerkt aan een afgeslankte faculteit met veel elan, zegt de nieuwe decaan. “Maar het belangrijkste is dat we weer open met elkaar praten.”

“Hoe we in de faculteit over Gerrit denken? We zijn heel tevreden, hij doet het tot nu toe prima.” De medewerker die we na afloop van een kort interview met de nieuwe decaan tegen het lijf lopen, twijfelt geen moment. “Het mooie is dat Gerrit rechtstreeks van de werkvloer komt en daardoor tussen de mensen staat. Hij is ‘one of the boys’. Dat merk je aan alles.”

In zijn kamer in het Wiskundegebouw heeft Van Meer een uur eerder ontspannen teruggekeken op zijn eerste maanden als decaan. Wakker heeft hij nog niet van zijn nieuwe baan gelegen, maar dat is ook niet zo verwonderlijk. De echte vuurdoop komt later dit voorjaar als hij met zijn bestuur de keuzes moet maken die de faculteit er financieel weer bovenop moeten helpen.

Vertrekregeling

Van Meer: “Een belangrijk aspect hierbij is de personele afslanking van de faculteit. Volgens het convenant met het college van bestuur moeten we tot 2015 rond achttien miljoen euro bezuinigen. Voeg daar mogelijk nieuwe bezuinigingen aan toe en het is onvermijdelijk dat we fors in het onderzoek zullen moeten snijden. Er zullen groepen worden opgeheven. Daar valt niet aan te ontkomen.

“Van Ree dacht de krimp van vijftien procent te kunnen bereiken onder meer door middel van een vrijwillige vertrekregeling. Om meer richting aan het proces te geven, hebben wij ervoor gekozen om eerst een duidelijk profiel voor de faculteit op te stellen. Dat doen we in april. Pas daarna gaan we mogelijk met een vertrekregeling werken.”

Afdelingen

Ook het omstreden voorstel van Van Ree om de huidige afdelingsstructuur te verfijnen, is door Van Meer even uitgesteld. “De keuzes die we in het onderzoek gaan maken, hebben onvermijdelijk consequenties voor de indeling in afdelingen. Voordat we kiezen voor een mogelijk andere organisatievorm, moeten we dan ook eerst duidelijkheid hebben over de toekomstige profilering van de faculteit. Tot die tijd gaan we de bestaande structuur met instituten, afdelingen en leerstoelen niet verstoren.”

Profilering

Alle aandacht wordt op dit moment kortom opgeëist door de profileringsdiscussie, die inmiddels in volle gang is. Zowel de hoofden van de departementen en de directeuren van de instituten als een groep tophoogleraren zijn bezig met het aanbrengen van een ordening in het binnen de faculteit aanwezige onderzoek, een ordening die nadrukkelijk verder zal gaan dan een rangorde binnen de afzonderlijke departementen. Maar daarnaast krijgen ook alle hoogleraren de kans om, per facultair zwaartepunt, hun visie kenbaar te maken.

Van Meer: “Ons doel als faculteitsbestuur is om een zo goed mogelijk overzicht te krijgen van het onderzoek en van alle denkbare argumenten om het voort te zetten dan wel af te bouwen. Bij de uiteindelijke keuze voor een facultair onderzoeksprofiel zullen wij een groot aantal criteria laten meewegen en de operatie die nu aan de gang is, moet helder maken welk onderzoek aan welke criteria voldoet.”

Alle argumenten

Er zal zeker geen sprake zijn van keuzes op louter financiële gronden, aldus de decaan. “We willen per groep alle argumenten boven tafel krijgen waarom juist die groep voor de faculteit behouden moet blijven. Uiteraard speelt de kwaliteit van het onderzoek daarbij een belangrijke rol, maar er is meer. Vandaar ook dat we ons niet beperken tot eerder uitgebrachte visitatierapporten.

“We willen uiteindelijk komen tot een driedeling: toponderzoek dat we extra gaan stimuleren, onderzoek waarmee we doorgaan en onderzoek dat we afbouwen. De vraag in welke categorie een groep terecht komt, zal niet alleen afhangen van de kwaliteit van het onderzoek en van de hoeveelheid extern verdiend geld, maar bijvoorbeeld ook van de bijdrage aan het onderwijs, van de vraag of het onderzoek aansluit bij de universitaire en facultaire zwaartepunten en of er sprake is van voldoende samenwerking met andere groepen binnen en buiten de faculteit.”

Natuurkunde

Het feit dat de ‘Foundations of Natural Sciences’ geen universitair zwaartepunt is, doet vermoeden dat de zwaarste klappen wel eens in die hoek zouden kunnen vallen. Dat was ook de vrees van de natuurkundigen die er begin januari zelfs de straat voor opgingen, maar volgens Van Meer is dat geen uitgangspunt. "De ‘natural sciences’ zijn voor de faculteit even belangrijk als de andere onderdelen. Ze vormen een van onze drie zwaartepunten en het college van bestuur heeft dat bevestigd.”

De vraag hoeveel onderzoek moet worden stopgezet om de bezuinigingen te halen, kan de decaan niet beantwoorden. “Ik wil eerst zien wat er uit de profileringsdiscussie komt. Als het aan mij ligt, ronden we die discussie in april af. En dan hakken we ook knopen door. We zullen niet zover gaan dat we een heel departement opheffen, ook al zou dat financieel misschien het meeste soelaas bieden, maar dat er pijnlijke ingrepen op komst zijn, is onvermijdelijk.”

Stil gestaan

Nee, leuker zal het er de komende tijd misschien niet op worden, erkent de bètadecaan, al is de sfeer op dit moment gelukkig heel goed. “Maar het is echt hoog tijd dat we in deze faculteit over de volle breedte de profileringsdiscussie voeren, ook in het kader van Utrecht Life Sciences. Binnen Geneeskunde en Diergeneeskunde is dat al lang gebeurd. Ik vind het vervelend om te moeten zeggen, maar we hebben wat dat betreft in feite anderhalf jaar stil gestaan. Die achterstand zijn we nu snel aan het inhalen.”

EH

Advertentie