Wat als mijn student een stoornis heeft?

Je bent docent en je hebt een student die inhoudelijk heel goed, maar ook zo zijn problemen heeft. Moet je dat dan zeggen als hij solliciteert en je gevraagd wordt om referenties. Ruud Schotting worstelt daar mee.

Iedereen mankeert iets. Angsten, twijfels, fobieën, grootheidswaan, fanatisme, autisme, dwangneurosen, dyslexie, dyscalculie, hoog- en laagbegaafdheid, eetstoornissen, stotteren, verlangen naar de dood, een laag zelfbeeld,  vul het zelf maar aan! Dit jaar vier ik mijn 12 jarig jubileum als medewerker van de UU en heb een breed spectrum aan DSM psychiatrische diagnoses aan me voorbij zien trekken. Bepaald niet mijn vakgebied, maar ik heb er wel heel vaak mee te maken.  

Ik heb ook afwijkingen. Door beroepsdeformatie (wiskunde) lijd ik aan het zogenaamde ‘pi-syndroom’. Als ik naar Albert Heijn ga, zoek ik net zolang tot dat ik een pak met plakjes kaas gevonden heb waarvan de prijs precies 3.14 euro is. Dan ga ik naar de hamafdeling  en jawel hoor: boerenham voor 3.14 euro. Daar word ik toch zo ontzettend gelukkig van! Mijn vrouw sprak me recent aan: “Ik snap er niets van, maar vrijwel alles wat in de koelkast ligt kost 3,14 euro? Dat is toch uiterst vreemd!” Dan mompel ik meestal maar iets onverstaanbaars.

Uitkomen voor je onvolkomenheden en afwijkingen is altijd lastig. Ik heb als student zelf vele jaren angst- en paniekaanvallen gehad. Ik durfde niet meer in de tram, de trein, een collegezaal, de slagerswinkel, alles gaf me ontzettend grote angst. Jaren lang. Therapie gehad en medicijnen. Tot ik dacht echt gek te worden. Ik kreeg last van ‘depersonalisatie’. Dat is iets heel raars: je kijkt om je heen, je ziet de normale werkelijkheid, maar toch is er IETS dat je ontzettend bang maakt. Dat had ik dus.

Het is nu redelijk over. Maar toch blijven er restjes die me soms nog behoorlijk dwars kunnen zitten...Ik ben dus niet normaal. Want normale mensen hebben dit allemaal niet. Maar ik zit daar gelukkig helemaal niet meer mee. Normaal zijn en doen, dat laat ik heel graag aan andere mensen over.

Maar als er met een van mijn studenten wat is, dan wordt het weer een heel ander verhaal. Zo had ik studente P., die briljant was. Maar P. was hypernerveus. P. had een zelfmoordpoging gedaan, P. is gedwongen opgenomen geweest. Maar uiteindelijk ging het geweldig: cum laude afgestudeerd. En toen kon P. een baan krijgen. Bij een bedrijf waar ik de directeur heel goed van ken. Ik heb die directeur niets verteld over de achtergrond van deze studente.

Na een half jaar was P. weer totaal ingestort. De directeur belde me en was woedend. “Waarom heb jij GVD niks verteld over de achtergrond van deze studente?Jij wist hiervan, en je hebt me niks verteld!” Nee, dat had ik niet gedaan. Omdat ik dat niet gepast vond. Ik vind namelijk dat iedereen een kans moet krijgen.

Toen had ik een andere student met iets in het autistisch spectrum. Laten we hem R. noemen. Hij studeerde bij mij af en ik heb eigenlijk weinig/niks gemerkt van zijn probleem. Het was er wel, maar het zat zijn afstuderen niet in de weg. Een zeer aparte student. Toen wilde hij solliciteren bij een bedrijf dat ik heel goed ken. Ik heb R. aanbevolen, maar ook gezegd dat dat er iets met deze student is, maar dat ik daar weinig van gemerkt had in het functioneren van R. Ik dacht, dan geef ik aan dat er iets is, maar dan heel mild. R. kreeg de baan. Ik blij, hij blij.

Dit keer was de student woedend: “Waar ik het gore lef vandaan haalde om aan te geven dat er iets met hem aan de hand is”. En ook hij had weer groot gelijk.

Ik heb al een keer op DUB over mijn student Koen geschreven. Koen wilde bij mij afstuderen en het liefst in een ver en vochtig land. Ik had iets in India samen met Deltares. Koen nam me in vertrouwen. Hij had een heftig psychiatrisch verleden. Het ging nu fantastisch met hem, hij kon naar India. Is afgestudeerd en kreeg een hele mooie promotieplek aan de TU Delft. Ik heb een prachtige aanbevelingsbrief geschreven aan zijn hoogleraar L. in Delft.

Prof L. belde me een week later:  “Zou jij zelf Koen als promovendus willen hebben?” Ik antwoordde: “Zonder meer!”  En dat meende ik ook echt. Oprecht! Maar ik heb professor L. nooit iets verteld over de problemen van Koen. Had ik dat moeten doen? Ik denk zelf van niet.

Maar nadat Koen het onvoorstelbare gedaan had op de treinrails tussen Delft en Rotterdam denk ik er toch wel weer ietsjes  anders over. Professor L. liet me tijdens de borrel na de begrafenis weten dat hij het liever zelf van mij gehoord had dat er iets met Koen mis was. Op voorhand. Dat heb ik dus niet gedaan. Hij had volkomen gelijk, maar ik toch ook?

Hoe moet het dan wel? Ik heb werkelijk geen flauw idee! Wist ik het maar.Het is eigenlijk om knettergek van te worden…

Advertentie