Is het er net zo bohemien als bij UCU?

Nachtelijke capriolen in Cambridge

Brug in Cambridge, foto Pixabay
Brug bij Cambrigde, foto Pixabay

Aan het begin van het academisch jaar ging ik eens vol goede moed een kopje koffie halen bij het café onder mijn studentenkamer. De eigenares was heel vriendelijk, noemde me ‘love’ en ‘sweetheart’, en knoopte een praatje met me aan over wat ik zo vroeg al op deed en over hoe lekker amandelmelk wel niet was. Vrolijk vertelde ik dat ik hier vlak boven woonde. Haar gezicht verbleekte en ze keek me geschrokken aan.

“O dear”, zei ze, “vorig jaar gooide er regelmatig iemand water naar beneden op onze klanten.” Ik antwoordde dat ik hier nog maar net was en daar echt helemaal niks mee te maken had gehad en dat ik zoiets nooit zou doen. Ze keek me aan alsof ze niet zeker wist of ze me wel kon geloven.

“Het was echt heel zielig”, ging ze verder, “want één keer kwam het terecht op een heel oud omaatje.” Ik probeerde zo verontwaardigd mogelijk te reageren. Hoe durfden mijn voorgangers! En dat op klaarlichte dag!

Maar wat zou er eigenlijk aan de hand zijn geweest dat er water naar beneden werd gegooid? Wat bezielde deze studenten?

Bij het studentenbestaan horen zaken die voor niet-studenten misschien niet te begrijpen zijn. Zo was ik altijd van mening dat een beetje geluidsoverlast er nu eenmaal bijhoorde. Toen ik nog op de campus van University College Utrecht woonde, lag ik regelmatig wakker van pokeravondjes van mijn huisgenoten, technofeestjes van één of ander obscuur dispuut, of van een getergde ziel die de impuls om ‘s nachts de soundtrack van Amélie op de piano te spelen niet kon weerstaan. Ik vond het flauw als mensen de beveiliging belden, want dit soort dingen hoorden bij het bohemien karakter van UCU.

Inmiddels ben ik een ander mens. Cambridge is een stad waar mensen vroeg opstaan en vroeg naar bed gaan. Doordeweeks gaan alle kroegen dicht rond een uur of 11, en mijn wekker staat veel te vaak op kwart voor zes omdat ik moet roeien. Ik ben zelf dus erg veel waarde aan mijn nachtrust gaan hechten. Ook verwacht ik van andere mensen dat ze de slaap die ik nodig heb om een Serieuze Student te kunnen zijn, respecteren.

Op een avond kon ik de slaap niet vatten, piekerend over Kate Middleton, de kabinetsformatie en mijn aanhoudende gekuch. Ook was ik tot de realisatie gekomen dat mijn examens steeds dichterbij kwamen en ik onmogelijk al het opgegeven leeswerk zou kunnen doen. Hoe moest dat nou goedkomen? Toen reed er een auto de straat in en parkeerde pal onder mijn raam. Er kwam een enorm lawaai omhoog van muziek, geschreeuw, en luide stemmen. Als dronken Engelse mannen elkaar ontmoeten, is het aan het begin geheel onduidelijk of ze met elkaar op de vuist willen gaan of elkaars beste vrienden zijn. Een kwartier verstreek. Ik was de wanhoop nabij, want zo kon ik helemaal niet in slaap vallen.

Opeens snapte ik waarom studenten water naar beneden hadden gegooid. Ik overwoog hoe ver ik het zou moeten gooien. Ik ben geen heel goede mikker, maar met een literfles water kon ik toch een flinke slinger maken, zo schatte ik in. Maar wat als ze iets terug zouden gooien? Ik zat dan wel op 7 meter hoogte, maar mijn raam was best groot. De besluiteloosheid sloeg toe. Moest ik dan toch misschien de nachtportiers van mijn College bellen, of zelfs de politie? Het hooghartigheidsvirus, wijdverspreid in Cambridge, had mij blijkbaar eindelijk te pakken. 

Door mijn gepieker had ik overigens niet door dat het buiten stil was geworden. De nachtbrakers waren naar huis gegaan, of in ieder geval weg uit de Hobson Street.

Advertentie