Bonden en universiteiten bespreken ‘onbedoeld’ effect cao na protest UU'ers

Regeling kan leiden tot verschillen in het uurloon van oudere werknemers die minder gaan werken en in dezelfde salarisschaal en trede zitten Foto: Pixabay

Universiteitsmedewerkers die binnen vijf jaar met pensioen gaan, kunnen sinds januari 2019 tegen gunstige voorwaarden minder gaan werken. Hun pensioenopbouw blijft in stand en de salariskorting is relatief beperkt. Voor de vakbonden was die regeling een harde voorwaarde voor een akkoord.

De bonden hoopten met het vitaliteitspact ouderen, die langer moeten doorwerken vanwege de verhoogde pensioenleeftijd, te kunnen ontlasten en nieuwe plekken voor jongeren te creëren. De universiteiten stemden in met een pilot van anderhalf jaar.

Compensatie voor elk niet-gewerkt uur
De regeling klonk Anne van Weerden, specialist wetenschappelijke informatie van de Utrechtse universiteitsbibliotheek, aantrekkelijk in de oren. Maar toen ze samen met collega Roos Goverde ging uitrekenen hoe de regeling financieel zou uitpakken, viel hun al snel iets op. Een voltijder die ervoor kiest drie dagen te gaan werken, blijkt daarna een hoger uurloon op te strijken dan een deeltijder in dezelfde salarisschaal en trede die van vier dagen teruggaat naar drie.

Die conclusie is niet zo vreemd. Uitgangspunt van de regeling was immers dat alle deelnemers aan de regeling per niet-gewerkt uur eenzelfde percentage zouden overhouden. Concreet kunnen medewerkers ervoor kiezen om 0,4 fte in te leveren met behoud van 70 procent van hun loon of 0,2 fte met behoud van 85 procent.

In beide gevallen kost minder gaan werken 7,5 procent loon per ingeleverde 0,1 fte. Omgedraaid zou je ook kunnen zeggen dat deelnemers aan de regeling nog steeds 92,5 procent loon per ingeleverde 0,1 fte krijgen. Dit verklaart waarom iemand die een groter deel van zijn aanstelling opgeeft meer loon krijgt dan een collega in dezelfde salarisschaal die een kleiner deel heeft ingeleverd. 

Ongelijk uurloon
Toch vindt Roos Goverde dat de uitkomst van de regeling ongewenste gevolgen heeft. “Het leidt tot ongelijke beloning van hetzelfde werk.” Uit haar berekeningen blijkt bovendien dat de loonverschillen tussen twee medewerkers in dezelfde functie en salarisschaal flink kunnen oplopen: van 100 euro per maand in de laagste schaal tot 600 euro in de hoogste schaal.

Dat bedrag behelst natuurlijk precies het verschil van een dag meer inleveren. Wie zo redeneert, kan het ook oneerlijk vinden er überhaupt een vitaliteitsregeling bestaat. Er ontstaat daardoor immers ook een ‘oneerlijke’ verhouding tussen oudere medewerkers die wél en jongere medewerkers die niet in de regeling zitten. Die kan ook leiden tot een verschillend uurloon bij hetzelfde werk.

Roos Goverde vindt inderdaad dat je ook bij dat onderscheid vraagtekens zou kunnen zetten. Maar Anne van Weerden zegt dat er in dit geval sprake is van een afwijkende situatie: “Het gaat hier een specifieke regeling voor een specifieke groep, en daarbinnen wordt een verschil gemaakt tussen deeltijders en voltijders.” 

Vrouwen vaak in deeltijd
Van Weerden wijst er bovendien op dat de regeling vereist dat medewerkers minimaal 16 uur blijven werken. Dat betekent dus dat de meeste deeltijders – als ze zich dat al zouden kunnen veroorloven - helemaal niet kunnen kiezen voor de variant waarbij viertiende van de aanstelling wordt ingeleverd. “Er ontstaat kortom een ongelijkheid in beloning die niet meer een gevolg is van kwaliteiten of werkverleden, maar van toeval. Als je recent voltijd bent gaan werken, heb je bijvoorbeeld geluk.”

Bovendien zou de regeling weleens negatief kunnen uitpakken voor vrouwen boven de zestig, denkt de UB-medewerker. “Voor vrouwen van die generatie was het vaak nog heel gewoon om later en minder te gaan werken dan hun  mannen.” 

Niet voorzien
Hoewel de bevinding van de twee UU-medewerkers voor de hand lijkt te liggen, is FNV-onderhandelaar Jan Boersma erdoor verrast. In een reactie zegt hij dat de bonden er juist met het oog op de belangen van deeltijders en lagerbetaalden bij de universiteiten op hebben aangedrongen om naast de 0,4-variant ook een 0,2-variant mogelijk te maken.

Dat er door de twee varianten een verschil in salaris voor hetzelfde werk kan ontstaan, was niet voorzien. De kwestie is bij andere cao’s met soortgelijke regelingen niet eerder aangekaart volgens Boersma. Hij weet nog niet wat de FNV nu gaat doen. “We moeten er nu even goed naar kijken. Dit krijgt dus nog een vervolg.”

VSNU-woordvoerder Bart Pierik kan ook nog niet zeggen hoe de universiteiten willen omgaan met de nieuwe informatie. “We moeten ons hierin nader verdiepen.”

Legitiem
Hoogleraar Arbeidsrecht Frans Pennings denkt overigens dat de vitaliteitsregeling niet op grote juridische problemen zal stuiten. Volgens hem is het verschil tussen deeltijders en voltijders gerechtvaardigd, omdat het gaat om een proportionele compensatie van het loon voor de niet-gewerkte dagen.

Ook met het onderscheid tussen jongeren en ouderen lijkt hem weinig mis: “De bonden en universiteiten willen ouderen in de gelegenheid stellen om langer te kunnen doorwerken. Dit doen ze door hen de gelegenheid te geven minder te werken en de achteruitgang in loon te dempen. Dat lijkt mij legitiem.”

Volgens de directie Human Resources van de UU hebben tot nu toe zo’n 25 medewerkers geïnformeerd naar de regeling. Dat wil nog niet zeggen dat ze er ook daadwerkelijk gebruik van gaan maken. De directie zegt het vitaliteitspact voorlopig gewoon uit te voeren zoals vastgelegd in de cao en de besprekingen van de bonden met de universiteiten verder af te wachten.

De vitaliteitsregeling staat op de agenda tijdens een regulier overleg van bonden en de VSNU donderdag 31 januari.

Advertentie