Jongens hebben meer moeite met slechte cijfers

Jongens zijn kwetsbaarder als ze slechte cijfers halen. Ze reageren met meer negatieve emoties op een laag cijfer dan meisjes en verliezen dan sneller interesse gedurende het schooljaar. Dat is van de conclusies in het proefschrift van ontwikkelingspsycholoog Astrid Poorthuis.

Poorthuis deed onderzoek naar de overgang van basisschool naar het voortgezet onderwijs. Ze volgde 320 kinderen ruim een jaar. Ze kregen in groep 8 taken en vulden zowel in groep 8 als in de brugklas vragenlijsten in. Ze schreef er een proefschrift over dat ze op 4 december verdedigt.

Voor het onderzoek moesten kinderen onder meer op de computer een saaie opdracht maken, terwijl ze pop-ups van filmpjes kregen. De kinderen die beter in staat zijn hun aandacht bij het werk te houden, halen hogere rapportcijfers op de middelbare school. Daarnaast kregen de kinderen nepmails van andere leerlingen met allerlei vragen over puzzels waar ze op dat moment aan werkten. Ze mochten zelf beslissen of en hoe ze zouden reageren. De kinderen die zich sociaal toonden door andere kinderen te helpen bleken op de nieuwe school geliefder te zijn bij klasgenoten.

In het proefschrift concludeert Poorthuis dat kinderen die het goed doen op de basisschool niet automatisch goed scoren in het voortgezet onderwijs. “Ik heb daarbij wel een onderscheid gemaakt tussen goed in de zin van academisch functioneren (haal ik goede cijfers?) en goed in de zin van sociaal emotioneel functioneren (voel ik mij geaccepteerd?). Jongens blijken meer moeite te hebben bij die overgang als het gaat om academisch functioneren, meisjes zijn gevoeliger als ze het idee hebben dat ze minder goed in de groep liggen dan vooraf gedacht.”

De vraag is of dit onderzoek ook is door te trekken naar de universiteit. Hebben mannelijke studenten meer problemen met slechte cijfers? Zijn de succesfactoren bij de overgang van basisschool naar middelbare school gelijk aan de overgang van voortgezet onderwijs naar de universiteit? Poorthuis kan hier niet direct met ja op antwoorden. “Het zou wel mijn hypothese zijn bij een vervolgonderzoek. Ook bij deze overgang is sprake van een grote verandering en je moet je binnen de groep een plek weten te veroveren. Bovendien weet je niet wat de criteria voor de cijfers zijn. Maar aan de andere kant zitten deze jongeren wel in een andere levensfase dan de kinderen van de basisschool.

Advertentie