Meer uren, maar minder salaris voor vrouwelijke professoren

Dies van de UU 2017, foto DUB

Gemiddeld werken hoogleraren meer dan vier dagen in de week, plus een onbekend aantal overuren. Maar officieel is de werkweek van vrouwelijke hoogleraren net iets langer dan die van mannen: het scheelt zo’n anderhalf uur.

Hun salaris is een ander verhaal, blijkt uit de monitor die het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren gisteren presenteerde. Vrouwen zijn vaak lager ingeschaald dan mannen. Dat kan deels aan hun leeftijd liggen, want vrouwelijke hoogleraren zijn meestal jonger dan hun mannelijke collega’s. Eerder onderzoek laat zien dat het vermoedelijk niet de hele verklaring is.

Sprong
Net als het HOP in oktober zien ook de makers van de monitor dat er een sprong is gemaakt in het aantal vrouwelijke hoogleraren. De prognoses zijn bijgesteld: in dit tempo komt evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen sneller tot stand. Toch zou het nog altijd meer dan 20 jaar duren.

Er zijn nu 685 vrouwelijke hoogleraren, tegen 2.272 mannelijke hoogleraren (gerekend in fte, oftewel voltijdsbanen). De sprong is mede veroorzaakt door de zogeheten Westerdijk Talentimpuls: een potje van vijf miljoen euro om honderd vrouwelijke hoogleraren aan te stellen: 50 duizend euro per benoeming.

Het is nog even afwachten wat precies het effect is van deze impuls, want pas in 2020 komt de eindafrekening. Een ding is duidelijk: deze vrouwen mogen niet meetellen in de eigen streefcijfers van de universiteiten. Het zijn extra hoogleraren. De universiteiten moeten hun streefcijfers halen, anders moeten ze het geld voor deze Westerdijk-hoogleraren terugbetalen. Het was een politiek slimmigheidje van Jet Bussemaker, de vorige minister van Onderwijs.

Verschillen
De cijfers over vrouwelijke hoogleraren verschillen overigens van de tabellen die universiteitenvereniging VSNU op haar website heeft staan. Ze leiden tot een iets ander ranglijstje. Met name Maastricht doet het in de monitor beter: de universiteit is niet langer de nummer vijf (zoals het HOP meldde), maar staat opeens gedeeld tweede.

Dat komt doordat de monitor het hele vakgebied ‘gezondheid’ weglaat. Maastricht schiet daardoor 3,6 procentpunt omhoog naar 29,7 procent vrouwelijke hoogleraren.

Waarom de monitor dat doet? Omdat de meeste wetenschappers op het gebied van ‘gezondheid’ in dienst zijn van academische ziekenhuizen. Daarom zeggen deze universitaire cijfers niets over het vakgebied gezondheid als geheel. Anders dan universiteitenvereniging VSNU kiezen de makers van de monitor ervoor om dan maar het hele vakgebied weg te laten uit de ranking van instellingen. Dus ook opleidingen als gezondheidswetenschappen en tandheelkunde, die nog steeds onder de paraplu van de universiteiten vallen.

Wel hebben de makers van de monitor bij de UMC’s nagevraagd hoeveel mannelijke en vrouwelijke hoogleraren ze tellen: tussen de twintig en dertig procent is de uitkomst, met het VU Medisch Centrum bovenaan en Erasmus MC onderaan.

 

Advertentie