7 procent van universitaire studenten gestopt

Pandemie voorbij, uitval studenten omhoog

nooduitgang, illustratie pixabay

Volgens nieuwe cijfers stopte zo’n 12 procent van de hbo-eerstejaars in de coronajaren 2019-2020 en 2020-2021 met de opleiding. In het afgelopen studiejaar (2021-2022) lag dat weer op het niveau van eerdere jaren: rond de 15 procent.

Ook aan de universiteiten is de uitval in het eerste jaar toegenomen, van ongeveer 5 procent in de eerste coronajaren naar 7 procent in 2021-2022. Dat is hoger dan voorheen, toen de uitval rond 6 procent uitkwam.

1,6 miljard euro
De cijfers komen uit een rapportage over het Nationaal Programma Onderwijs, dat bedoeld is om de gevolgen van de coronacrisis in het onderwijs te bestrijden. Hogescholen en universiteiten kregen ongeveer 1,6 miljard euro voor de jaren 2021-2023.

Ook de uitval onder ouderejaars is toegenomen, met name in het hbo: van 6 naar 8 procent. In het wetenschappelijk onderwijs is de weerslag in latere jaren minder sterk. De uitval van ouderejaars is daar voorlopig zo’n 3 procent, ongeveer het peil van vóór de coronacrisis.

In de coronacrisis pasten de onderwijsinstellingen het bindend studieadvies aan. Dat was ook in studiejaar 202-2022 het geval. De norm werd toen nogmaals verlaagd vanwege de coronamaatregelen.

statistiek

Uit: Derde voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs, ministerie van OCW.

Er waren ook versoepelde exameneisen in het voortgezet onderwijs. In een brief aan de Tweede Kamer schrijven ministers Dijkgraaf en Wiersma over de ‘keerzijde’ daarvan: dat studenten “met gemiddeld steeds lagere examencijfers en verminderde vaardigheden starten met hun vervolgopleiding”. Ze maken volgens de ministers “een grotere kans op uitval”.

Bestedingen
De hogescholen en universiteiten hebben inmiddels zo’n 30 procent van het NPO-budget uitgegeven, staat in het rapport. Daarmee zouden de bestedingen “op stoom” liggen. In het mbo is meer dan 50 procent van het budget al gebruikt.

De instellingen besteden het geld bijvoorbeeld aan studentenwelzijn. Ze zetten extra studentpsychologen aan het werk of bieden meer ondersteuning aan studenten met een functiebeperking. “Maar voor bepaalde groepen, zoals lhbti-studenten of studenten met een migratieachtergrond, is nog weinig bestaand beleid”, aldus de rapportage.

En hoeveel moeten ze eigenlijk doen? Het kabinet snapt dat het onderwijs met die vraagt worstelt. “Een onderwijsinstelling is nu eenmaal geen zorginstelling, en mist de vereiste expertise wanneer de problematiek zwaarder en gecompliceerder wordt”, schrijven de ministers. “Helaas kunnen studenten door de wachtlijstenproblematiek niet altijd snel terecht in de (specialistische) hulpverlening.” Ze komen erop terug, beloven ze.

De ministers zien het tempo van de bestedingen zonnig in. Zij verwachten dat de instellingen “gemiddeld genomen” hun budget eind 2023 vrijwel volledig benut zullen hebben. Alleen is de verantwoording van de uitgaven nog niet overal in orde. “Helaas moeten we inderdaad constateren dat niet alle instellingen geheel volgens de afspraken gerapporteerd hebben”, staat in de brief van de ministers.

Stages en coschappen
In het rapport komen ook stageproblemen aan bod. De lerarenopleidingen doen bijvoorbeeld hun best de achterstand na de schoolsluitingen in te halen, bijvoorbeeld met een virtual-reality-applicatie “die helpt bij het leren van vaardigheden voor klassenmanagement”.

Geneeskundestudenten liepen vele maanden vertraging op doordat coschappen in de crisis niet door konden gaan – en de wachttijd viel toch al niet mee. Uit een steekproef zou nu blijken dat de instellingen inmiddels extra coschapplaatsen hebben gecreëerd.

Toch namen artsen in spe na hun bachelordiploma massaal een tussenjaar. Maar liefst één op de drie sloeg studiejaar 2021-2022 over en begon niet meteen aan de master. “Waar dit door komt, is onduidelijk”, staat in het rapport.

Advertentie