Wetenschap is geen links bolwerk, zegt KNAW

In een omstreden motie, die wel een meerderheid in de Tweede Kamer kreeg, vroeg de VVD vorig jaar of de Nederlandse wetenschap misschien last had van zelfcensuur en een gebrek aan diversiteit van perspectieven. Kon wetenschapsgenootschap KNAW daar onderzoek naar doen?

Critici meenden dat de VVD de universiteiten van linkse vooringenomenheid beschuldigde, zoals in de Verenigde Staten nogal eens gebeurt. Een van de ondertekenaars was Pieter Duisenberg, tegenwoordig voorzitter van universiteitenvereniging VSNU. Hij ontkende dat hij het zo ooit heeft bedoeld: academische vrijheid is niet links of rechts, zei hij.

Maar toenmalig PvdA-minister Jet Bussemaker weigerde zijn motie uit te voeren. “Ik denk dat de politieke voorkeuren van wetenschappers vrij divers zijn, maar dan nog: de overheid moet zich daar niet mee bemoeien”, verklaarde ze.

Toch ging een commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, onder leiding van hoogleraar rechtsgeleerdheid Nico Schrijver (Raad van State en Universiteit Leiden), met het onderwerp aan de slag: hoe staat het met de onafhankelijkheid in de Nederlandse wetenschap?

In principe goed, luidt vandaag het antwoord. Er zijn allerlei gedragscodes en instanties om op onafhankelijkheid toe te zien en het lijkt erop dat wetenschappers hun werk tamelijk ongestoord kunnen doen.

Sturing beperking wetenschappelijke vrijheid
Maar dat betekent niet dat er geen gevaren zijn. Steeds vaker moeten wetenschappers bijvoorbeeld geld verkrijgen bij onderzoeksfinanciers of het bedrijfsleven. “Deze sturing betekent ook een zekere beperking van de academische vrijheid”, staat in het briefadvies. “Het toegenomen belang van projectfinanciering kan leiden tot onwenselijke beïnvloeding door de financier.”

Aanvankelijk dacht Nico Schrijver zelf ook dat de motie vooral tegen linkse wetenschap  was gericht, vertelt hij. “Dat kwam vooral door de publiciteit eromheen, maar de Tweede Kamer gaf er zelf ook alle aanleiding toe. Het debat was niet vreselijk verheffend. Maar in de tekst van de motie staat niets over links of rechts. De KNAW heeft de tekst van de motie als uitgangspunt genomen en niet het Kamerdebat, dat alle kanten uitging.”

Heeft het zin om naar de politieke voorkeur van wetenschappers te vragen? 
“Je zou het eigenlijk niet moeten willen weten. Maar de discussie is achteraf wel een mooie aanleiding voor de KNAW om nog eens uiteen te zetten hoe het stelsel in elkaar zit. Ik was er zelf wel van onder de indruk.”

Is er dan geen risico op vooringenomenheid en zelfcensuur onder wetenschappers? Het is niet voor niets dat een medicus het moet melden als de tabaksindustrie zijn onderzoek betaalt. 
“Zo’n voorbeeld van de tabaksindustrie spreekt misschien tot de verbeelding, maar je moet ook in andere gevallen goed opletten. Wetenschappers moeten leren van hun fouten en ze moeten zich voortdurend de vraag stellen of ze voldoende vrij zijn. Als ze bijvoorbeeld een advies schrijven, wil de opdrachtgever dan een verklaring van onafhankelijkheid tekenen?

En soms moet je zorgen dat je de schijn niet tegen je krijgt, ook al is er eigenlijk niets aan de hand. Ik ben weleens deskundige in een rechtszaak geweest en toen werd mij gevraagd om aan diezelfde rechters een college te geven. Dat heb ik toen maar niet gedaan. Van zulke dingen moet men zich meer bewust zijn dan vroeger, denk ik. We liggen allemaal onder een vergrootglas en integriteit is ontzettend belangrijk.”

U noemt in het briefadvies het voorbeeld van criminoloog Wouter Buikhuizen, die destijds zoveel kritiek kreeg op zijn onderzoek naar de biologische verklaringen voor criminaliteit dat hij moest stoppen. 
“Niet alleen journalisten, maar ook veel collega’s van Buikhuizen vonden het maatschappelijk onaanvaardbaar om dat te onderzoeken. Zulke discussies zijn van alle tijden. Tegenwoordig zijn er grote gevoeligheden rond het thema migratie. Vorig jaar was er bijvoorbeeld nog discussie over de vraag of je onderzoek zou mogen doen naar de goede kanten van kolonialisme. Daarom is het goed om mechanismen in te bouwen die de maximale vrijheid van wetenschapsbeoefening bieden.”

U was zelf senator voor de PvdA in de Eerste Kamer. De vraag dringt zich op wat dat voor uw onafhankelijkheid betekent. 
“Ik voel me volstrekt onafhankelijk. Ik was inderdaad lid van de Eerste Kamer en uiteraard ben je dat vanuit een bepaalde politieke stroming. Maar ik had ook een aantal keer heel andere opvattingen dan de PvdA in Tweede Kamer. Het gaat in de Eerste Kamer meer om kennis en gezond verstand; het wordt niet voor niets de chambre de réflexion genoemd. Het gebeurt ook vrij vaak dat een senator mede namens andere partijen het woord mag voeren. Ik had er geen enkele moeite mee om onafhankelijk naar deze motie van de VVD te kijken.”

Is de geest uit de fles als eenmaal de vraag naar de politieke voorkeur van wetenschappers wordt gesteld? 
“Dat zou kunnen, maar daar moeten we niet aan toegeven. Waarom zou een wetenschapper niet in de Eerste Kamer kunnen zitten? Je moet als senator een beroep kunnen uitoefenen, dus ook het beroep van wetenschapper.”

Zou een wetenschapper bijvoorbeeld voor het wetenschappelijke bureau van de PVV kunnen werken? 
“In principe is dat geen probleem, het is immers een grote politieke partij. Je wenkbrauwen zullen misschien wel even fronsen, maar meer niet. Het wordt pas anders als je aan de wetenschappelijke artikelen gaat merken dat hij of zij niet meer in staat is tot onafhankelijk onderzoek. Ik heb in de loop van mijn leven vaak genoeg de Wiardi Beckman Stichting geadviseerd [het wetenschappelijk bureau van de PvdA; red.], maar ik gaf ook weleens advies aan het wetenschappelijke bureau van VVD of CDA en ik sprak eens op een avond voor de ChristenUnie en diverse malen bij D66 en GroenLinks. Dat kan allemaal best.”

Advertentie