'Ik hou wel van nuance, maar dat is er dit jaar niet echt uitgekomen'

Foto's DUB

Het is lastig om de naam Floris Boudens niet gehoord te hebben. Het 22-jarige U-raadslid die vergroeid lijkt met zijn Vitesse-sjaal en het rode vierkantje, stond het afgelopen collegejaar meermaals in het middelpunt van de belangstelling. De student Geschiedenis en Sociale Wetenschappen stond bij ieder WOinActie-protest te glunderen op de barricades, liet bij elk universitair debat van zich horen, schreef menig opiniestuk en werd landelijk bekend als de ‘klokkenluider van de UU’ nadat hij aan de bel trok over de reiskostendeclaraties van Anton Pijpers. Hoewel zijn ideeën niet altijd weerklank vinden binnen de universiteit, roemt vriend en vijand zijn “grote betrokkenheid”. Hoe kijkt Floris zelf terug op het afgelopen raadsjaar?Hoe zou de universitaire democratie volgens jou moeten werken?

“Medezeggenschappers zouden minder micropolitiek moeten bedrijven. Op dit moment stuurt de Universiteitsraad het bestuur bij met kleine adviezen door te zeggen: ‘In deze zin staat dit, kunnen we dat niet aanpassen naar dat’. Vervolgens moet je hopen dat je suggestie wordt opgenomen. Ik heb het gevoel dat je jezelf daardoor buiten spel zet als medezeggenschapper. Je kleurt binnen de lijntjes die het bestuur heeft geschapen. Daarmee ontneem je jezelf de mogelijkheid om de vraag te stellen: ‘Zijn dit de lijntjes die wij willen?’.”

“Laatst had ik via Facebook een gesprek met GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld. Zij is groot voorstander van iets wat zij het amendementsrecht noemt. Medezeggenschappers krijgen dan het recht om voorstellen in te dienen en daar vervolgens zelf over te stemmen. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat wij zouden kunnen zeggen als U-raad: ‘We willen dat er op alle daken zonnepanelen komen’. En als een meerderheid het daar dan mee eens is, dan moet dat gewoon gebeuren. Dat is anders dan in de huidige situatie. Als raadslid kan ik nu een nota indienen, maar dat is niet meer dan een suggestie. Daardoor kan het College van Bestuur zo’n stuk vrij makkelijk naast zich neerleggen.”

“Dat heb ik het afgelopen jaar bijvoorbeeld gemerkt met mijn nota over de versterking van de medezeggenschap. Ik had beargumenteerd dat faculteitsraadsleden zeer wisselend betaald worden voor hun werk. Faculteitsraadsleden van Diergeneeskunde, Geesteswetenschappen en Rebo worden zwaar onderbetaald in vergelijking met raadsleden van andere faculteiten. Toen ik dat aankaartte werd er voor mijn gevoel de schouders over opgehaald en gezegd dat studenten dat zelf met het faculteitsbestuur moesten bespreken. Terwijl ik vind dat het universiteitsbestuur verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat elke medezeggenschepper dezelfde vergoeding krijgt.”

Toen ik in aanloop van dit interview mensen uit jouw omgeving sprak, zei iemand dat hij zich afvroeg of jouw frustratie hierover heeft meegespeeld in de frustratie over de declaraties van Anton Pijpers.

“Ik was niet wraakzuchtig. Dat vind ik te ver gezocht. Natuurlijk is bij mij weleens het gevoel opgeborreld dat het oneerlijk is dat Anton Pijpers zo veel vergoeding krijgt voor zijn werk, meer dan de Balkenendenorm, en wij als U-raadsleden onder het minimumloon betaald worden. Maar je kunt moeilijk de vergoeding van een raadslid vergelijken met die van een bestuurder. De onderwerpen zijn op een andere manier wel aan elkaar gekoppeld. Ik had beide keren het gevoel dat ik keihard had gewerkt om iets uit te zoeken en mijn punt vervolgens met één opmerking van tafel werd geveegd.”

“Ik kon aantonen dat Anton Pijpers veel meer reiskosten heeft dan collegevoorzitters van andere universiteiten, dan vind ik het moeilijk te verwerken als dat wordt afgedaan met ‘je wilt niet dat de UU negatief in het nieuws komt’. Ik zou niet weten waarom de raad zich mede verantwoordelijk voelt voor de reputatie van de universiteit. Natuurlijk draag je de UU een warm hart toe als je in de medezeggenschap zit, maar op het moment dat jij je druk gaat maken over reputatieschade dan zit je met één bil op de bestuurdersstoel. Daar ga ik niet in mee. Het is de taak van de medezeggenschap om een adviserende en controlerende rol te hebben. Als je dan dit soort excessen laat schieten, dan komt het nooit meer goed met de medezeggenschap.”

“Toen ik zag dat mijn vraag over de reiskostendeclaraties van de agenda was gehaald voor het overleg met het College van Bestuur, ben ik naar de Tweede Kamer gestapt. Je mag het namelijk best met mijn standpunt oneens zijn en bijvoorbeeld vinden dat 124.000 euro sober en doelmatig is. Maar ik vind wel dat die discussie moet kunnen voeren.”Op het moment dat jij naar de Tweede Kamer stapte, had je al een afspraak met Anton Pijpers om de volgende dag met elkaar te praten over de reiskostendeclaraties. Waarom besloot je dat gesprek niet af te wachten?

“Als ik alles over mocht doen, dan zou ik dat gesprek met Anton Pijpers wel afwachten. Ik had niet verwacht dat toen ik woensdagavond om 22.00 uur alle woordvoerders onderwijs van de Tweede Kamer mailde, er de volgende ochtend om 11.00 uur al Kamervragen gesteld zouden worden. Met het oog op het gesprek dat ik diezelfde dag zou hebben, was dat best ongelukkig. Dat is ook echt iets wat mensen mij kunnen aanrekenen. Tegelijkertijd vind ik dat ik niet zo veel fout heb gedaan. Ik heb de Tweede Kamer alleen gewezen op openbare stukken. Die kon elke politicus met een internetverbinding al inzien. ”

“Dat ik woensdagavond mailde, had ook te maken met het feit dat mijn partij die middag had besloten om geen ludieke actie meer te organiseren naar aanleiding van de reiskostendeclaraties van Anton Pijpers. De plannen om bijvoorbeeld met een speelgoedautootje rond te rijden op de UU, werden tijdens onze partijvergadering afgeblazen. Niet omdat de andere raadsleden het inhoudelijk oneens waren met mij, maar omdat er werd gezegd: ‘We kunnen het punt niet meer maken, omdat we met de raad hebben afgesproken een binnenshuis-tactiek te volgen’. Dat raakte mij.”

“Ik mailde die Kamerleden dus ook omdat ik Lijst Vuur wilde redden van het poldersyndroom. Op het moment dat ik een whatsappje kreeg van Kamerlid Zihni Özdil, heb ik ze meteen op de hoogte gebracht. Toen waren ze trots dat het zo veel aandacht kreeg. De zichtbaarheidsactie is er echter nooit meer gekomen. Daar ben ik nog steeds een beetje gepikeerd over. Andere partijen durfden dat wel aan.”

Ben je dan niet toch rancuneus?

“Die woensdagmiddag voelde het wel alsof de partij meeging in de gedachte er in het openbaar geen kritische vragen gesteld mochten worden over de reiskostendeclaraties van Anton Pijpers. In plaats van dat ze samen met mij verontwaardigd waren over het feit dat het punt van de agenda werd gehaald. Dat was teleurstellend, maar ik zou mijzelf niet rancuneus willen noemen. Ik heb gewoon gekeken waar ik mijn punt kon maken, toen dat binnen de structuur van de universiteit niet lukte. Ook het universiteitsbestuur vindt dat er op dat punt iets mis is gegaan. Rector Henk Kummeling heeft tijdens het debat over de declaraties gezegd dat het binnen de U-raad mogelijk moet zijn om elke vraag te stellen. Dat vond ik fijn om te horen. Daarmee bevestigt hij dat ook het universiteitsbestuur vindt dat de raad mij onterecht heeft geblokkeerd toen ik een vraag wilde stellen.”

Vriend en vijand constateert dat je het moeilijk vindt om water bij de wijn te doen. Ze zeggen dat je soms weinig openstaat voor andere ideeën, worstelt met nuance en een beetje dogmatisch bent.

“Ik hou wel degelijk van nuance, maar dat is er niet echt uitgekomen. Ik ben een evenwichtsdenker. Als ik ergens een gebrek aan signaleer, dan ga ik dat zelf overdreven uiten. Ik had het gevoel dat er binnen de U-raad een te grote overlegcultuur was en onvoldoende tegenwicht, dus dan word ik extra activistisch. Omdat ik denk dat de medezeggenschap gebaat is bij een combinatie van activisme en constructivisme. Te veel activisme is ook niet goed hoor. Dat ik dat ooit zou zeggen hè?! Maar alleen een overlegcultuur is ook niet goed, want dan worden dingen met de mantel der liefde bedekt omwille van het goede gesprek. Ik heb dus overgecompenseerd om een goede balans tussen constructivisme en activisme te creëren.”
Floris-3-3.jpgWanneer heeft die houding iets opgeleverd?

“Bij de kwaliteitsafspraken wilde ik dat er verhoudingsgewijs meer geld zou gaan naar de alfa-gamma’s, omdat ik het idee had dat het geld daar harder nodig was. Om die reden heb ik toen een omgekeerde verdeelsleutel voorgesteld. In mijn plan zou de Geesteswetenschappen 3 euro krijgen voor elke euro die naar het medisch vakgebied ging in plaats van andersom. Dat lukte tot mijn verdriet niet, maar toen stelde het universiteitsbestuur een factor 1,5 voor. Ook daartegen was in de U-raad best wat weerstand. Uiteindelijk kwam dat plan er wel doorheen. Misschien voelde het voor veel raadsleden als een middenweg doordat ik een factor drie had voorgesteld. Zo’n middenweg kan er alleen zijn als iemand ook meer durft te vragen.”

Al voor je eerste vergadering met de U-raad had je het idee dat de medezeggenschap onderdeel is van een bureaucratisch systeem, waar kwam dat beeld vandaan?

“Voorafgaand aan mijn raadsjaar vertelden oud-raadsleden dat veel gesprekken achter gesloten deuren plaatsvinden. De openbare vergadering is een toneelstukje; een ceremoniële bevestiging van wat iedereen al van elkaar weet. Dat staat mij niet aan!

“Het was voor mij opnieuw een bevestiging van het feit dat medezeggenschap niet altijd resulteert in de beoogde democratie. Iets wat ik binnen de medezeggenschap op mijn middelbare school ook heb gemerkt. Daar werd regelmatig alleen voor de vorm met ons overlegd. Zo vroeg de rector een keer toestemming om de vleugel van een gebouw te verbouwen, terwijl hij de aannemer al had ingeschakeld. Toen heb ik tegen gestemd. Niet omdat ik tegen de bouwplannen als zodanig was, maar omdat je niet je plannen pas kan voorleggen aan de medezeggenschap nadat je ze al in werking hebt gezet. Anders heeft de medezeggenschap geen enkele invloed meer, omdat raadsleden dan het gevoel hebben dat ze iets niet meer kunnen terugdraaien.”

Waarom besloot jij je desondanks verkiesbaar te stellen voor de U-raad?

“Het was een klap in mijn gezicht toen de Universiteitsraad vorig jaar weinig weerstand bood tegen de bezuinigingen bij de faculteit Geesteswetenschappen. Ik maak mij grote zorgen om de positie van de Geesteswetenschappen. Het vakgebied heeft last van maatschappelijke en wetenschappelijke onderwaardering. Dat zie je terug in onder andere de geldstroom vanuit de overheid. Die komt nauwelijks terecht bij de Geesteswetenschappen. Universiteiten bezuinigen dus op het vakgebied omdat het te weinig geld in het laatje brengt. Maar ik vind dat zo niet gedicteerd zou moeten worden wat wetenschap is en wat niet. Om die reden wilde ik de U-raad toch een kans geven. ”

Tijdens je bestuursjaar leek je steeds gefrustreerder te raken, waarom?

“Omdat ik had verwacht veel meer te kunnen bereiken. Ik had mij niet gerealiseerd hoe langzaam alles gaat. Dat het tien maanden duurt voordat je de uitkomsten krijgt van een onderzoek naar roken rondom universiteitsgebouwen en er nog eens een jaar nagedacht moet worden waar er gerookt mag worden en waar niet.”

Heb je ook oog voor wat er wel goed gaat binnen de universiteit?

“Ik zie vaak het negatieve. Dat hoor ik vaker. Mijn moeder zegt het ook altijd. Ik denk dat het voortkomt uit mijn idealisme. In mijn optiek is niets perfect en kan het altijd beter. Ik zie heus wel dat de universiteit een mooie plek is. Ik vind de interactie tussen een goed voorbereide student en een docent die expert is, magisch. Maar ik zie dat die momenten zeldzamer worden doordat de werkdruk toeneemt en docenten hun aandacht moeten verdelen. Er is geen tijd meer om een goed gesprek over de stof te voeren. Maar het is toch fijn om te signaleren dat er iets fout gaat? Dan kunnen we het probleem met wortel en al verwijderen.”

Een van je docenten denkt dat jij je zo druk maakt om het wel en wee van de universiteit, omdat je een academische toekomst overweegt.

“Ik weet nog niet wat ik in de toekomst wil. De wetenschap staat wel in mijn lijstje met mogelijke carrières. Ik wil iets doen van maatschappelijke en democratische betekenis. Maar het is niet dat ik opkom voor de arbeidsomstandigheden van werknemers omdat ik zelf werknemer wil worden. Ik denk dat ik mij druk maak omdat ik de academische gemeenschap gewoon heel erg lief heb. Ik vind de universiteit een fantastische omgeving. Maar de voornaamste reden dat ik bijvoorbeeld opkom voor de arbeidsomstandigheden van werknemers is denk ik omdat solidariteit een belangrijke waarde voor mij is en ook wel een beetje uit mijn zorgen over de onderwijskwaliteit.”

Voel jij je UU’er?

“Ik voelde mij meteen thuis op de Universiteit Utrecht toen ik hier bijna vier jaar geleden ging studeren. Ik had bijvoorbeeld het gevoel dat ik vrij was in mijn opinies. Maar het laatste jaar is de universiteit wat dat betreft wel een beetje van haar voetstuk gevallen. Ik heb het gevoel dat het instituut zich een beetje tegen mij heeft gekeerd, omdat ik een andere mening heb. Ik heb het natuurlijk wel hard gespeeld. Maar dat is wel eenzaam.”

Voorafgaand aan dit interview sprak DUB acht personen uit de omgeving van Floris. Het gaat daarbij om collega-raadsleden, docenten en medestudenten. Deze bronnen wilden echter vrijwel allemaal uitsluitend anoniem meewerken aan dit artikel. Daarom zijn hun indrukken anoniem verwerkt in de vragen. Daarnaast kon DUB uiteraard putten uit eigen ervaringen met het U-raadslid.

Waarom zoveel podium voor Floris Boudens?

In aanloop naar de publicatie van dit artikel, heeft de redactie een aantal keer de vraag gekregen waarom het U-Raadslid Floris Boudens zoveel media-aandacht van onder andere DUB krijgt. Sinds hij aan de bel getrokken heeft over de hoogte van de declaraties van de collegevoorzitter, krijgt hij in verschillende media volop de ruimte zijn mening te ventileren. Zou DUB niet terughoudend moeten zijn in het geven van een podium aan deze persoon? Toch hebben we besloten wel een profiel te publiceren. Al het hele jaar geeft Floris kleur aan de medezeggenschap door zijn opvallende initiatieven en uitspraken. Daarbij gaat het vaak om de rol die de medezeggenschap op de UU zou moeten spelen. Reden voor DUB om tijdens de week van de verkiezingen een profiel te maken met vragen als: Wat drijft deze student? Hoe ziet zijn ideale universiteit eruit? Waarom koos hij ervoor naar de Tweede Kamer te stappen? Het is niet elk jaar dat een raadslid zich zo weet te profileren, binnen en buiten de universiteit. 

Ries Agterberg, hoofdredacteur DUB

Advertentie