Toekomstvisie van Utrechtse rector

Universiteiten moeten de deur naar de samenleving open zetten

Manon Kluijtmans en Henk Kummeling. Screenshot uit video Universiteit Utrecht
Manon Kluijtmans en Henk Kummeling. Screenshot uit video Universiteit Utrecht

Wat is het toch met Utrechtse rectoren die tijdens hun functie de wereld een beeld willen schetsen van de toekomst van de universiteiten? Bert van der Zwaan, voorganger van Henk Kummeling, schreef in 2016 het boek Haalt de universiteit 2040. In zijn toekomstvisie pleitte hij voor een sterke community, een grote relatie tussen onderwijs en onderzoek en goede faciliteiten. Anders vreesde hij voor versnippering van het universitaire onderwijs. Studenten zouden een opleiding bij elkaar rapen door overal digitale cursussen te gaan volgen.

Nu is het dus de beurt aan de huidige rector Henk Kummeling om zijn kijk op de toekomst te geven. In zijn geval kijkt hij naar 2030. Hij werkte hiervoor samen met Manon Kluijtmans en Frank Miedema. Kluijtmans is als directeur van het CAT gespecialiseerd in onderwijs en de voormalig decaan van Geneeskunde Miedema maakte furore met de beweging Science in Transition waarin hij pleitte om wetenschap veel meer te richten op de maatschappelijke vraagstukken. Tot voor kort was hij decaan Open Science. De auteurs belegden enkele expertmeetings waarin zij studenten en medewerkers vroegen mee te denken.

Het resultaat is het digitale boek De Universiteit in Transitie. Het boek is niet alleen online te lezen, maar de auteurs vragen expliciet om commentaar te geven zodat ze de opmerkingen in een volgende versie kunnen verwerken. Hoewel het boek zich zegt te richten op de universiteit in het algemeen, zijn de meeste voorbeelden en discussies wel afkomstig uit de Utrechtse praktijk.

Science in Transition Foto: DUB

Science in Transition. Foto: DUB

Miedema, Kluijtmans en Kummeling. Screenshot video UU

 De schrijvers Frank Miedema, Manon Kluijtmans en Henk Kummeling. Screenshot uit video Universiteit Utrecht

Uitgangspunt van het boek is het hier en nu. De auteurs zien dat universiteiten het niet makkelijk hebben. Zo staat de academische vrijheid onder druk en bestaat in de samenleving scepsis ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek. De prestatiedruk op de universiteiten zelf leidt tot vragen als ‘welke presentaties zijn eigenlijk de moeite waard?’.

De schrijvers zien als oplossing dat de universiteiten de deuren naar de samenleving open moeten zetten. Niet alleen door onderzoeksresultaten openbaar te maken, maar door veel meer en directer samen te werken met de maatschappij. Dat geldt zowel voor het onderzoek als voor het onderwijs. Zo’n uitgangspunt heeft gevolgen voor de inrichting van de huidige universiteiten. Hoe zien de auteurs dat concreet voor zich zien. DUB pikt er vier thema’s uit.


 

Mixed Classroom, Teaching and Learning Lab 2019. Foto: Hilde Segond von Banchet

Mixed Classroom, Teaching and Learning Lab 2019. Foto: Hilde Segond von Banchet

Studenten moeten tijdens het universitair onderwijs anders naar zichzelf leren kijken

Veel studenten komen naar de universiteit om een diploma te halen om daarna aan de slag te gaan op de arbeidsmarkt. Maar dat is volgens de auteurs niet voldoende. Onderwijs moet de studenten helpen vormen. “Onderwijs heeft een blijvende invloed op het verdere leven van de student en daarmee op de impact die iemand zal maken op de maatschappij.” Door het onderwijs leer je anders naar de wereld om je heen kijken, is de gedachte. Onderwijs is in hun ogen meer dan het neutraal overbrengen van kennis. Docenten moeten zich daar bewust van zijn. Als voorbeeld wordt genoemd community engaged learning  waarbij het onderwijs direct verbonden is met de maatschappij. Dat kan onder meer  door een maatschappelijke stage of een project in een wijk.  Een voorbeeld is het onderwijsproject Mixed Classroom van Urban Future Studio waarin studenten samenwerken met beleidsmedewerkers om oplossingen te vinden voor maatschappelijke problemen  

“We willen onze studenten voorbereiden om bij te dragen aan maatschappij, milieu, gezondheid en welbevinden, aan ecologische, economische en sociale duurzaamheid,” zo staat in het hoofdstuk over onderwijs. Studenten moeten tijdens hun opleiding kritisch leren denken en leren samen te werken met studenten uit andere disciplines en mensen uit de maatschappij.

De student krijgt daarbij in het onderwijsproces een belangrijke rol. Hij bepaalt zelf het studietraject, in samenspraak met de docent die het curriculum uitstippelt. Eigen initiatief wordt op prijs gesteld en doordat open gestaan wordt voor risicovolle projecten, wordt het maken van fouten niet afgestraft. De nieuwe generatie studenten krijgt hierdoor een grotere rol in het ontwerp en uitvoering van het onderwijs.

Een logisch gevolg hiervan is ook dat de manier van toetsing radicaal verandert. Niet meer examens met meerkeuzevragen, maar zelfreflectie op het eigen functioneren. Veel innovaties mislukken omdat de toetsing hetzelfde blijft, is de constatering. Bij toetsen moet het gaan om de student en de resultaten moet de docent inzicht geven in de voortgang. De docent moet de student handvaten geven hoe deze zich verder kan ontwikkelen. Dat wordt het feed-up en feed-forward- principe genoemd. Bij voorkeur is de leeractiviteit ook tegelijk de toets. Dit lijkt op het programmatisch toetsen wat ze al doen bij de masteropleiding van Diergeneeskunde. Studenten maken een portfolio waarin ze datapunten verzamelen. Datapunten zijn alle evaluaties van activiteiten, zoals beoordeling van practica, (zelf)toetsen en 360 graden evaluaties.


 

Charm EU, master Global Challenges for Sustainability. Foto: Nina van der bent

Charm EU, master Global Challenges for Sustainability. Foto: Nina van der Bent

Internationalisering en diversiteit zijn geen luxe, maar noodzakelijkheid

Eerst begrijpen en dan pas begrepen worden. Dat is de slogan van het Universitair Medisch Centrum Utrecht om aan te geven hoe je met elkaar zou moeten omgaan. Deze wordt onderschreven door de auteurs. Oprechte nieuwsgierigheid en interesse in de ander zijn essentieel. Het streven naar diversiteit en inclusiviteit komt niet voort uit een ideologie, maar uit een visie dat we dit echt nodig hebben, schrijven de auteurs.

Het is de dagelijkse realiteit dat we in de samenleving voortdurend in contact staan met mensen die een andere culturele achtergrond hebben en dat de arbeidsmarkt en het onderzoek internationaal georiënteerd zijn, leggen ze uit. “Voor hoogwaardig onderzoek en onderwijs is internationale samenwerking een absolute must.” Ze vinden het daarom goed dat er een mixed classroom is, waar mensen uit verschillende nationaliteiten met elkaar over de leerstof discussiëren. En ook roemen ze het masterprogramma CharmEU waar een groep studenten uit verschillende landen en van verschillende bacheloropleidingen samen aan een gemeenschappelijke opdracht werken.

De auteurs betreuren het dat veel internationals zich aan de universiteit niet thuis voelen en zich buitengesloten voelen. “Succes van internationalisering zou niet gemeten moeten worden aan de hand van instroomcijfers, maar aan de hand van hoe thuis ze zich voelen en hoe groot hun unieke inbreng is”, stellen de auteurs.

Ook de studenten en medewerkers met een andere culturele achtergrond en de eerstegeneratiestudenten hebben het niet makkelijk. Zij krijgen op de universiteit te maken met een hidden culture, dat zijn ongeschreven regels van de dominante sociale groep die voor nieuwkomers vreemd zijn of zelfs kunnen leiden tot negatieve effecten en vooroordelen. En voor studenten geldt in het onderwijs dat ze zich weinig kunnen herkennen in de aangeboden leerstof vanwege een hidden curriculum. Dat wil zeggen dat de nadruk sterk ligt op de westerse, witte wereld en niet op kennis vanuit een andere achtergrond. Meer aandacht hiervoor kan volgens de auteurs zorgen voor een verrijking van de samenwerking en de cultuur.

De universiteit van de toekomst moet zorgen voor meer diversiteit en moet zorgen dat mensen goed met elkaar kunnen samenwerken. De auteurs denken dat het werken in teams daarbij kan helpen. Ze pleiten voor een thuisbasis voor iedereen. Dat noemen ze een academic family, een plek waar je echt aan verbonden bent, waar je je verhaal kwijt kunt en waar je gemist wordt als je er niet bent. Bij studenten heb je bijvoorbeeld de tutorgroep. Medewerkers zitten vaak in verschillende teams waarin ze hun werk doen. Maar met één thuisbasis heb je meer houvast, is het idee.  En als het gaat om mensen die nieuw zijn in de community, dan zorg je dat die een maatje krijgen die ze helpt om thuis te geraken.


 

Rudolf Schropp Foto: DUB

Een jonge Rudolf Schropp met zijn zonnepanelen Foto: DUB

duurzaamheidsdag UU 2019 Foto: Robert Oosterbroek

Duurzaamheidsdag Universiteit Utrecht 2019 Foto: Robert Oosterbroek

De ‘neutrale’ wetenschapper moet laten zien hoe hij de wereld wil verbeteren

De auteurs schetsen indringend het probleem hoe moeilijk het is voor een wetenschapper om kennis op ‘neutrale’ wijze te presenteren. De wetenschapper houdt zijn eigen politieke voorkeur buiten beschouwing en baseert zich alleen op het wetenschappelijk onderzoek. Maar hoe makkelijk is dat? “We weten maar al te goed hoe indirect en vaak onbewust onze persoonlijke voorkeuren, ervaringen en meningen kunnen mee- of opspelen.” Maar wie expliciet vanuit een politieke voorkeur opereert, wordt vaak niet serieus genomen. Je zult dan als wetenschapper moeten laten zien dat alle relevante wetenschappelijke kennis is meegenomen in het oordeel. Dat zie je bijvoorbeeld in de klimaatcrisis.

De vraag die zich opdringt is of wetenschappers een constructieve bijdrage aan de samenleving kunnen leveren en daarbij voldoende neutraal kunnen zijn. De auteurs zeggen dat dit afhankelijk is van de context. Als het gaat om grondbeginselen van onze democratie, is dat geen probleem. Lastiger wordt het als het gaat om een toekomstvisie of het streven naar een nieuwe samenleving. Dan is de consensus minder groot.

Het uitgangspunt van de wetenschapper zou moeten zijn: voor welk probleem in de samenleving wil ik een oplossing bieden en met wie ga ik daarvoor samenwerken. Maar de auteurs constateren dat er wat betreft die samenwerking ook een bepaalde weerzin bestaat. Ze zien dat als je de deur open zet naar publieke partijen, daar vanaf de jaren 80 met de opkomst van het  neoliberalisme vooral de grote bedrijven van profiteren.

Na de financiële crisis is dat veranderd. De stem van de gewone burger wordt groter en invloedrijker. Alleen moet je wel voorkomen dat die kennis oneerlijk verdeeld blijft. Bij de ontwikkeling van een vaccin voor Covid werd goed door wetenschappers samengewerkt, maar bleek het voor arme, zich ontwikkelende landen moeilijk om aan zo’n vaccin te komen.

De oplossing zien de auteurs in het omarmen van de Sustainable Development Goals, de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN die volgens de auteurs de geschikte handvaten bieden om het onderzoek te richten op verbetering van de samenleving, zowel voor bèta als voor alfa en gamma-onderzoek. Daarnaast moeten Open Science en Open Education ervoor zorgen dat de oplossingen die wetenschappers vinden en het onderwijs om die kennis te verspreiden niet alleen beperkt blijven tot de westerse wereld, maar ook beschikbaar worden voor de Global South.


 

Henk Kummeling tekent contract Erkennen en Waarderen. Foto: Universiteit Utrecht

Henk Kummeling tekent contract Erkennen en Waarderen. Foto: Universiteit Utrecht

Geef de professionals weer meer ruimte en vrijheid

Een terugkerend thema in het boek is de schade die de neoliberale politiek vanaf de jaren 80 heeft aangericht. De politiek was gericht op rendementen en efficiency. Er ontstond een sterke verantwoordingshang en -drang met als gevolg dat universiteiten steeds meer mensen aan moesten stellen om verantwoordingscijfers te produceren. En daardoor konden minder mensen ingezet worden voor het onderwijs en het onderzoek.

Daar kwam nog bij dat de overheid alleen nog maar studenten wilden financieren die netjes binnen de gestelde termijn hun studie afronden. Om dat te bereiken moesten ook weer maatregelen genomen worden die moesten worden gecontroleerd. Bij het onderzoek ging onderzoeksgeld deels naar wetenschappelijke organisaties als onderzoeksfinancier nwo die individuele aanvragen beoordeelden. Zo ontstond een competitieve sfeer waarbij de keuze veelal viel op mensen die veel gepubliceerd hadden. Wie een prijs won, had grote kans ook bij de volgende verdeling weer hoge ogen te gooien.

Hier moeten de universiteiten van zien los te komen. Het accent moet komen te liggen op teamwerk en niet op individuele prestaties. Utrecht probeert dat te bewerkstelligen met het project Erkennen en Waarderen. Tegelijkertijd zouden teams meer hun eigen budget moeten krijgen waardoor de professional meer ruimte krijgt eigen beslissingen te nemen. Zij kunnen dan ook beter zelf de inhoud van het onderzoek en onderwijs bepalen. Medezeggenschap hoeft niet op de schop, maar behoeft wel verbetering, zoals bijvoorbeeld te korte zittingstermijn. Dat zou aangevuld kunnen worden met wat de auteurs deliberatieve democratie noemen ofwel groepen studenten en medewerkers uit de community die meedenken over bepaalde thema’s.  

Het boek De Universiteit in transitie is te downloaden via de site van de UU. Daar is ook een gesprek te zien met de auteurs over het boek. Op dinsdag 31 oktober om 14.00 uur gaan de auteurs ook in gesprek met de lezers van het boek. De ruimte is beperkt. Aanmelden kan via het mailadres  rectormagnificus.cvb@uu.nl.

Advertentie